Spanjestrijder Piet Laros: verzetsstrijder op twee fronten
In de jaren voorafgaand aan de Tweede Wereldoorlog is Europa in rep en roer. Honderden Nederlanders strijden tijdens de Spaanse Burgeroorlog in de Internationale Brigades tegen de nationalisten onder leiding van Franco. Een van hen is Piet Laros.
Foto van Piet Laros (rechts, zonder helm) die enkele andere Nederlandse vrijwilligers van de Nederlandse compagnie De Zeven Provinciën aanvoert tijdens de Slag om de Ebro in 1938.
Spanning in Spanje
De decennia voorafgaand aan de Tweede Wereldoorlog zijn tumultueuze tijden in Spanje. Het land heeft begin jaren 30 weliswaar een parlementaire democratie, maar de politieke situatie is onstabiel. Het zuiden van het land is overwegend agrarisch en arm, terwijl in de noordelijke delen van het landindustrialisatie langzaam op gang komt waardoor er meer welvaart is. Rechts-conservatieve kringen van grootgrondbezitters, de katholieke kerk en het leger hebben veel macht, maar liberale, republikeinse en linkse politieke partijen zijn steeds prominenter aanwezig in het Spaanse politieke landschap. Onder de land- en fabrieksarbeiders zijn met name socialistische, communistische en anarchistische bewegingen populair.
De Spaanse Burgeroorlog
Verschillende democratisch verkozen regeringen wordendoor legercoups afgezet en stakingen van linkse bewegingen worden bloedig neergeslagen. In februari 1936 wint het Volksfront, een coalitie van linkse partijen, de verkiezingen. De Falange, een Spaanse fascistische beweging, en andere rechtse groeperingen reageren met aanslagen op republikeinen. Linkse groeperingen richten vervolgens ter verdediging gewapende milities op en een geweldspiraal volgt. Een coalitie van rechts-nationalistische groepen bestaande uit monarchisten, conservatieve katholieken en falangisten maakt van de onrust gebruik en pleegt op 16 juli 1936 een staatsgreep. Er ontstaat een burgeroorlog tussen de nationalisten onder leiding van generaal Francisco Franco en de republikeinse regering die drie jaar zal duren.
Foto van Falangisten tijdens een herdenking in november 1936.
Buitenlandse steun
In een poging om oorlog met de fascistische grootmachten in Europa te voorkomen, volgen Frankrijk, Groot-Brittannië, andere Europese landen en de Verenigde Staten een non-interventie beleid. Zij blokkeren officieel wapenhandel met zowel de Spaanse regering als het coupleger. Beide zijden zijn daardoor afhankelijk van clandestiene buitenlandse steun. De nationalistische troepen krijgen steun van Portugal, het Vaticaan en met name van Fascistisch Italië en nazi-Duitsland. De republikeinse regering wordt bijgestaan door de Sovjet-Unie en Mexico. Aan beide zijden strijden daarnaast ook vrijwilligers uit Europa, Noord- en Zuid-Amerika, Afrika en Azië. De nationalisten maken gebruik van 75.000 troepen uit het protectoraat Spaans-Marokko en ongeveer 15.000 vrijwilligers uit Europa en de rest van de wereld. Bekender zijn de ruim 32.000 vrijwilligers uit 50 landen die de republikeinse zijde steunen, de zogenaamde Internationale Brigades.
“Vrijheid, beroving, terreur, onderdrukking
Bedreigde een volk dat zijn vrijheid bemint.
Bloedig fascisme sloeg met zijn klauwen
Weerloze vrouwen en proletariërs kind,
Maar op ons had het niet gerekend.
Onze kracht schuilt in hoger moraal.
Wij gingen vrijwillig naar España.
In de Brigade internationaal - allemaal - allemaal.”
Nederlanders in de Internationale Brigades
In de Internationale Brigades dienen ook Nederlanders. De Komintern, de overkoepelende organisatie voor communistische partijen buiten de Sovjet-Unie, organiseerde de werving van vrijwilligers in diverse landen. In Nederland speelt de Communistische Partij van Nederland (CPN) een centrale rol in de hulp aan de Spaanse regering en de werving van vrijwilligers. Gedurende de burgeroorlog wordt in linkse kranten opgeroepen om geld en hulpgoederen te doneren. Vrijwilligers reizen soms zonder paspoort via Parijs of Marseille naar Spanje en worden de grens over gesmokkeld. Uiteindelijk vertrekken ruim 700 Nederlanders uit idealisme naar Spanje om aan republikeinse zijde te strijden. De Nederlanders dienen in diverse bataljons van de Internationale Brigades en er wordt zelfs een Nederlandse compagnie opgericht genaamd De Zeven Provinciën. In de brochure ‘Nederlanders strijden in Spanje tegen de vijanden der democratie’ bericht het Comité tot Hulp aan Nederlandse anti-fascisten in Spanje met trots:
“Het strekt de democratische tradities van het Nederlandse volk tot eer, dat ook in Nederland honderden anti-fascisten hun plaats in de Internationale Brigade innamen. De nazaten van de trotse Watergeuzen bonden de strijd aan tegen de erfgenamen van de Philipsen en de Alva's.”
Hollander Piet in Spanje
Een van de eerste Nederlandse vrijwilligers die naar Spanje vertrekt om aan republikeinse zijde mee te strijden is overtuigd communist en CPN-lid Piet Laros. Laros vertelt later in een interview over zijn vertrek: “En toen kwam Spanje, en toen kon ik het niet meer houden. […] Een vlammetje dat in je brandde, dat is niet te doven.” Laros vertrekt in augustus 1936 per fiets naar Parijs en komt via Marseille in Spanje terecht. Na een korte militaire opleiding raakt hij tijdens gevechten in november 1936 lichtgewond en in februari 1937 zwaargewond. Laros gaat voor een korte herstelperiode terug naar Nederland, maar keert zo snel mogelijk met een nieuwe groep vrijwilligers terug naar Spanje. Onder de bijnaam ‘Hollander Piet’ krijgt de inmiddels tot kapitein gepromoveerde Laros de leiding over compagnie De Zeven Provinciën. Deze compagnie speelt in de zomer van 1938 een belangrijke rol in de Slag om de Ebro. Hoewel het republikeinse leger enige overwinningen boekt, wint het nationalistische leger gestaag terrein. In een laatste poging om Europese landen van het non-interventie comité tot steun te verleiden belooft de republikeinse regering om de Internationale Brigades te ontbinden. Eind november 1938 vertrekken vele vrijwilligers uit Spanje. Eind maart 1939 valt het doek voor de republikeinen en is de Spaanse Burgeroorlog officieel ten einde.
Spanjestrijders terug in Nederland
Nadat de Internationale Brigades zijn opgeheven, vluchten duizenden republikeinse strijders en Spaanse burgers naar Frankrijk waar zij worden opgevangen en geïnterneerd in kampen zoals Argelès. Een groep van ruim 100 Nederlanders krijgt een laissez-passer van de Nederlandse consul in Barcelona om naar Nederland te reizen. Op 5 december 1938 arriveert de groep onder leiding van Laros per trein in Roosendaal en neemt Laros afscheid van zijn kameraden. De meeste van de zogenaamde Spanjestrijders verliezen hun Nederlanderschap omdat zij in een vreemde krijgsdienst zijn getreden en worden officieel stateloos. Hierdoor is het krijgen van een werkvergunning lastig en worden zij door de Nederlandse autoriteiten nauwlettend in de gaten gehouden. Door zijn naamsbekendheid kan Laros tenminste nog wat geld verdienen door lezingen te geven over zijn ervaringen in Spanje.
Verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog
Als de Duitse bezetting van Nederland een feit is, lopen de Spanjestrijders groot gevaar. De Nederlandse regering en politiediensten zien communisten als staatsgevaarlijk. De Duitse politiediensten maken hier tijdens de bezetting gretig gebruik van. Daarnaast maakt de status van stateloosheid de Spanjestrijders kwetsbaar omdat zij zonder paspoort niet makkelijk kunnen reizen. Veel Spanjestrijders duiken daarom onder. Laros is actief in het verzet en verspreidt illegale kranten en pamfletten, maar vlucht in oktober 1940 met een vals paspoort onder de naam Kees Vermeulen naar Frankrijk. In januari 1941 keert hij kortstondig terug en helpt met de organisatie van de Februaristaking. In december 1941 duikt hij onder in Bussum en ondersteunt een gewapende verzetsgroep die mogelijk onder leiding staat van Indonesisch CPN-kamerlid Roestam Effendi.
Overleven
Als Laros in juni 1942 zijn in Delfzijl ondergedoken dochter Dolores wil opzoeken, wordt hij door de Duitsers gearresteerd. Hij zit vast in de Zentralstelle van de Sichterheitsdienst aan de Euterpestraat in Amsterdam, de gevangenis aan de Weteringschans en vervolgens Kamp Amersfoort en Buchenwald. Ook moet hij vanaf 30 juni 1944 tot het einde van de oorlog dwangarbeid verrichten in de SS-Baubrigade, een mobiel concentratiekampkommando. Laros overleeft de oorlog en keert terug naar Nederland, maar heeft nog steeds zijn Nederlanderschap niet terug. Op 17 januari 1947 wordt zijn verzoek tot renaturalisatie samen met die van 19 andere Spanjestrijders eindelijk goedgekeurd. Een andere groep Spanjestrijders is iets later aan de beurt en ontvangt tegelijkertijd met honderden Nederlanders die tijdens de Tweede Wereldoorlog in de Waffen-SS dienden hun Nederlanderschap terug. Tientallen andere Spanjestrijders blijven echter nog decennialang stateloos. Laros blijft zich tot zijn dood in 1997 inzetten om deze Spanjestrijders te ondersteunen.