Rippolder, 1782-1959
Inleiding De Rippolder had in 1958 een kadastrale grootte van 146.93.02 ha, met een belastbare oppervlakte van 142.41.88 ha. Op 22 december 1710 en 9 november 1711 verleenden de Staten van Zeeland het bedijkingsoctrooi aan Mr. Huybertus Stoutenburg, ambachtsheer van Campens-Nieuwland om ca. 400 gemeten, grotendeels op zijn grondgebied liggende gronden, in één of twee keer te bedijken. Blijkbaar is de polder in 1713 in één keer bedijkt. De polder werd naar de binnengedijkte geul de Rip, de Rippolder genoemd. In 1769 werd de polder door de bedijking van de Jacobapolder een binnenpolder. Volgens de kaart van Hattinga van 1746 sueerde de polder via de Mariapolder op de Roompot. Nog in de 18 eeuw is de uitwatering naar de Heer Janszpolder verlegd. De polder was bij het in 1879 opgerichte uitwateringswaterschap Heer Jansz c.a. aangesloten. In verband met de polderconcentratie op Noord-Beveland werd de polder opgeheven en opgenomen in het per 1 januari 1959 nieuw gevormde waterschap Noord-Beveland. Het polderbestuur heeft de lopende zaken in 1959 afgewikkeld. Het gedeelte van het polderarchief dat zich in een kist in een pakhuis van de toenmalige ontvangergriffier bevond, is in de nacht van 19 op 20 mei 1928 geheel door brand verloren gegaan. Het betrof hier voornamelijk rekeningen van voor 1908/09. Literatuur: Provinciale almanak 1958. De Bruin en Wilderom. Tussen afsluitdammen en deltadijken, deel 1, Noord-Beveland. Archief Staten van Zeeland, Register van octrooien, inv. nr. 1677.
- Archieven Zeeuws Archief
- Archief
- 3231
- Verkeer en Waterstaat
Bij bronnen vindt u soms teksten met termen die we tegenwoordig niet meer zouden gebruiken, omdat ze als kwetsend of uitsluitend worden ervaren.Lees meer