Jacobapolder, 1768-1959
Inleiding De calamiteuze Jacobapolder had in 1958 een kadastrale grootte van 296.33.08 ha, met een belastbare oppervlakte van 293.57.58 ha. Op 22 januari 1767 verleenden de Staten van Zeeland aan de ambachtsheren van Oud-Campen, Soelekerke en Campens-Nieuwland het octrooi voor de bedijking van de gronden ten noorden van het veer van Kamperland. De bedijking zou binnen de twee jaar moeten geschieden. Op 18 april 1768 kreeg men verlenging van deze termijn. In 1768 werd tussen de geïnteresseerden in deze bedijking het bedijkingscontract gesloten, waarin o.a. de aanstelling van de dijkgraaf en gezworenen werd geregeld. De ambachtsheren van Oud-Campen en Soelekerke zouden de dijkgraaf en twee gezworenen benoemen en die van Campens-Nieuwland de derde gezworen. De polder werd in 1769 bedijkt. Tijdens de bedijkingswerkzaamheden braken er in mei en juni onlusten onder het werkvolk uit, waardoor hier tijdelijk een detachement troepen uit Veere werd gelegerd om de rust te handhaven. De polder werd genoemd naar de dochter van Maria van Reigersberg, weduwe van Johan Pieter van de Brande, die de grootste geïnteresseerde was. De polder inundeerde in 1808. De uitwatering geschiedde via de eigen suatiesluis in de Kamperlandse geul. Na de oprichting van het waterschap voor de uitwatering van de polders Heer Jansz c.a. in 1879 was de polder hierbij aangesloten. Doordat de suatie via een eigen suatiesluis geschiedde, betaalde de polder voor 3/4 van de belastbare oppervlakte uitwateringsgeld aan het waterschap. Bij het K.B. van 23 mei 1917 nr. 186 werd de polder calamiteus verklaard met ingang van 16 juni 1917. Bij het zelfde K.B. werd de waterkering van de calamiteuze polders Onrust, Jacoba en Anna-Friso opgericht. Het binnenbeheer van de calamiteuze polder werd in verband met de polderconcentratie op Noord-Beveland opgeheven en opgenomen in het per 1 januari 1959 nieuw gevormde waterschap Noord-Beveland. Het archief loopt nog verder, doordat het polderbestuur de lopende zaken in 1959 heeft afgehandeld. Het gedeelte van het archief uit de tweede helft van de 19e eeuw is in zeer slechte staat. De stukken uit deze tijd zijn gedeeltelijk niet meer te lezen. De indeling van de inventaris spreekt vanzelf. Rubriek 1 bevat het archief van de bedijkers van de polder, Rubriek 2 archief voor de calamiteusverklaring en Rubriek 3 het archief van het binnenbeheer van de calamiteuze polder. Rubriek 4 bevat de varia. Voor het archief van de waterkering van de calamiteuze polders Onrust, Jacoba en Anna-Friso, zie de desbetreffende inventaris. Literatuur: Provinciale almanak 1958. De Bruin en Wilderom. Tussen afsluitdammen en deltadijken, deel I, Noord-Beveland, 1961.
- Archieven Zeeuws Archief
- Archief
- 3218
- Verkeer en Waterstaat
Bij bronnen vindt u soms teksten met termen die we tegenwoordig niet meer zouden gebruiken, omdat ze als kwetsend of uitsluitend worden ervaren.Lees meer