Unitas Studiosorum Rheno-Traiectina te Utrecht
Geschiedenis Datum: 21 november 1911; plaats: Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen; aanwezig: 300 studenten en een dagbladjournalist, die naderhand schreef: "Een onbeschrijflijk enthousiasme dat de vergaderzaal in vlam zette, een gejuich dat als een stormzee opgolfde en langs de wanden rolde als ziedende schuimgolven van geestdrift, die over je heen daverde als een ontzetting, die je in trilling zette, als een electrische stroom, die je dol maakte, die je mee deed brullen, dat was de dronken vreugde bij de geboorte van de "Unitas Studiosorum", de nieuwe studentenvereniging, die alle studenten, geen enkele uitgezonderd omvatten wil" Utrechtsch Dagblad, 22 nov. 1911. . In 1979 hebben G.Veldhuijzen, H.F.de Wit en M.K.M.Wortmann een uitgebreide geschiedschrijving over Unitas het licht doen zien, getiteld "Honderd Jaar, de geschiedenis van de Unitasgedachte" (Bibl. G.A.U. nr.XLIX E 41), uitgegeven ter gelegenheid van het eeuwfeest van één der oudste dragers van de Unitasgedachte, de nog steeds bestaande subvereniging "Forsete Wara". Dat ik daar enige houvast aan gehad heb tijdens het concipiëren van dit verhaal, spreekt vanzelf. In de achttiende en vooral de eerste helft van de negentiende eeuw was er van een (h)echte organisatie van de Utrechtse studenten nog geen sprake. Het Utrechtsch Studenten Corps kende sinds 1814 wel vele verenigingen van studenten uit eenzelfde land of streek en enkele op bijzondere doelen gerichte gezelschappen, maar men kon nog niet spreken van een vast Sociëteitsleven. Men kwam in de stad bijeen en genoot met volle teugen van de vrijstelling van accijnsen op wijn en bier. Eerstejaars- "studenten" werden via een zgn. "Groentijd", geleid door speciale "Ontgroeningssenaten", opgenomen in de Studentenstand. In de tweede helft van de 19e eeuw veranderde er veel aan het karakter van de strenge groentijd: sommige Senaten voerden "mores" in, die andere Senaten immoreel vonden. Een kentering werd langzamerhand merkbaar en een breuk kwam toen de Debatingclubs "Panta Noëta" en "Scientiis Sacrum" in 1874 hun deuren sloten voor niet-corpsleden. Men richtte zich meer en meer op de "eigen" aanhang: een schisma in de Utrechtse studentenwereld. Gezelligheidsverenigingen verschenen. Op 31 oktober 1879 verzamelden zich in een der lokalen van het Koffiehuis van de heer Beekert enige studenten "op uitnoodiging van den Heer van Disfel en enige Jongeheren etc.etc.etc." Zie inv.nr. 931. , aldus de notulen van de allereerste vergadering van de Algemene Debating Club "Forsete Wara". Deze Club werd één van de meest bloeiende nihilisten (niet-corpsleden)- verenigingen. In 1882 kreeg de Sociëteit van "Forsete Wara" de naam "lungit lunctos et Servat Amicos"."Forsete Wara" kreeg een steeds bredere aanhang en in 1884 schaarden zowel de leden van "Forsete Wara" als de - ook reeds gespleten - Faculteiten zich in "Het Utrechtsch Studentenbond". Een derde van de Utrechtse studenten was verenigd, doch de onenigheid in de studentenwereld bleef zo groot, dat Tweedekamerlid dr.H.J.A.M. Schaepman een voorstel indiende om de Utrechtse Universiteit ("Dat broeinest van onenigheid van studenten onderling") maar op te heffen. Dit noopte tot onderhandelen en "Het Bond" en de Senaat van het Corps verzoenden zich enigszins: de groentijd met zijn excessen zou afgeschaft worden. Niets was echter minder waar. In 1889 brak de strijd weer uit, toen het Collegium, dat aan het hoofd had gestaan van "Het Bond", een gezelschap "Libertas" ("Door Eendracht groot, voor niemand wijkend, kunnen wij overwinnen") oprichtte en de Sociëteit "Iungit Iunctos" in 1891 heropende. De breuk leek nu echt definitief, te meer daar op 16 mei van dat jaar dr. J.W. Wicherink, een groot pionier, de oprichting leidde van "De Utrechtsche Studenten Bond". Zij diende "het zedelijk bewustzijn der aaneengeslotenen tot zijn recht te doen komen door op te treden, tegen het groenwezen c.s. niet alleen, maar ook tegen verdere den Student als mensch onteerende gewoonten en misbruiken" Zie inv.nr. 8. . Ook deze Bond bloedde in het begin van deze eeuw langzaam dood, ofschoon het "nihilisme" gestadig groeide. Dezelfde dr. Wicherink slaagde er tenslotte in de meeste Utrechtse niet-corpsleden in een eenheid samen te brengen. Deze eenheid stelde zich op 21 november 1911, onder leiding van de Senaat, aan het hoofd van de faculteiten, een aantal verenigingen en een Sociëteit. Aanvankelijk huisde "UNITAS" in Hotel Noord-Brabant, later in het pand Domplein 16 en uiteindelijk in 1919 op het adres Lucasbolwerk 8 (in 1963 werd het pand Lucasbolwerk 7 aangekocht, dat niet zelf gebruikt, maar verhuurd werd). Unitas werd een gemengde vereniging met een novitiaat op voet van strikte gelijkheid, en een lidmaatschap ter ontplooiing, ontspanning en ontwikkeling van haar leden. Het streven was duidelijk: een algemene, voor iedereen toegankelijke vereniging. Derhalve stelde Unitas eigen Faculteiten in. Zo ontstond de zgn. "faculteitenkwestie", die jarenlang de verhouding tussen Unitas en het U.S.C. bepaalde. Binnen de vereniging was ieder lid ingedeeld in zijn of haar Faculteit. Het bestuur van de Faculteit verzorgde lezingen, excursies en studie-avonden en vertegenwoordigde de leden naar de Universiteit. Buiten Unitas had alleen het Corps Faculteiten. Deze waren opengesteld voor alle studenten, ook niet-leden dus, waaraan de corpssenaat het recht ontleende als vertegenwoordiger van alle studenten op te kunnen treden, een bron van moeilijkheden in deze nieuwe situatie. Talloze artikelen van studenten en hoogleraren verschenen in diverse studentenbladen. Het Corps wees erop, dat zijn Faculteiten waren opengesteld voor niet-leden, de zogenaamde studieleden van het U.S.C., zodat het Corps algemeenheid kon claimen. Daar werd dan tegenin gebracht, dat deze studieleden dan wel onderworpen waren aan de Corpswet en aan een Senaat, die zij niet zelf konden kiezen. Circa 20 jaar zijn er besprekingen gevoerd over verbetering van de situatie, vooral op initiatief van de U.S.R.-Senaat. Plannen werden echter meteen van tafel geveegd door de Senaat van het Corps. Uiteindelijk bleek druk van buitenaf nodig om tot een oplossing te komen. Na een ondubbelzinnige oproep van H.M. Koningin Wilhelmina, gedaan in de onzekere tijd vlak vóór 1940, tot eenheid onder de Nederlandse jeugd, bleek men in 1939 tot overeenstemming te kunnen komen: opgericht werden de "Faculteiten van het U.S.C., in samenwerking met de U.V.S.V., de U.S.R., de R.K.S.V. "Veritas" en de S.S.R.". Er werd een aparte Faculteitenwet vastgesteld; de administratie werd losgekoppeld van het U.S.C, en er kwam een Faculteitenvergadering, waar alle leden van een Faculteit stemrecht hadden. Unitas werd op deze manier voor het eerst door het Corps als gelijkwaardige en volwaardige studentenvereniging erkend. Het Sociëteitsleven bloeide en het belang van Unitas was bevestigd. De Utrechtse burgerij zorgde voor een Sociëteitsvaandel en in 1936 werd de Sociëteit aan het Lucasbolwerk plechtig "Symposion" gedoopt. Dat niet iedereen even gelukkig was, bleek o.a. uit het proces dat buurman Nobel voerde in verband met Sociëteitsgedruis. Dit proces, dat tot de Hoge Raad werd uitgevochten (later bekend als het "Unitasarrest"), oordeelde dat gedruis bij sociëteiten hoort. In 1941 werd Unitas verboden en de Sociëteit werd gevorderd. Men redde het meest noodzakelijke, zoals de verschillende vaandels en het waardevolle archief. In de klandestien voortbestaande vereniging bleef alles zo goed en zo kwaad als het ging doorgaan. Er werden nog steeds novitiaten gehouden en onder leiding van de Senaat, later het geheime "College van Ephoren", continueerde het Sociëteitsleven zich in "De Vereniging". Het Jaarboek 1942 kwam illegaal uit en de U.S.T.V. speelde zelfs onder valse naam een Diestoneelstuk in de Schouwburg. Toen het hele studenten- en universiteitswezen verboden werd, hielden koeriersdiensten in en rond de stad de organisatie in stand. Op 7 mei 1945 werd de zwaar gehavende Sociëteit opnieuw in bezit genomen. De oorlog met al zijn tegenstellingen had de Utrechtse studentenwereld dichter bij elkaar gebracht. De vanaf 1878 daterende splitsing van de faculteiten werd opgeheven en de faculteiten werden bijeengebracht onder het vaandel van het "College van Vertegenwoordiging". Hierin namen deel het Utrechtsch Studenten Corps, de Utrechtse Vrouwelijke Studentenvereniging, Veritas, Unitas, de U.S.V. Prometheus en de Societas Studiosorum Reformatorum, afdeling Utrecht. Het voorzitterschap berustte bij de Corpsrector, de fiscus was qualitate qua de fiscus van Unitas. Uit dit C.V.V. ontstond in 1964 de "Utrechtse Studenten Faculteiten" (U.S.F.). Echter, C.V.V. en U.S.F, groeiden snel uit elkaar. De U.S.F. werd een "politieke club", terwijl de C.V.V. omgedoopt werd tot een "Federatie van Utrechtse Gezelligheidsverenigingen". Een meer landelijke vorm van samenwerking ontstond al in de jaren twintig, toen de Unitates van Amsterdam en Utrecht zich verenigden met de Bonden van Delft, Rotterdam en Leiden in de "Gecombineerde Senatenvergadering van de Federatie van Unitates en Bonden". Later sloten de Wageningse en Groningse Unitates zich tevens aan. Volgens het naoorlogse handvest stelden de Unitates en Bonden zich tot taak een aanvulling te geven op de universitaire vorming van de studenten, zich uitend in de vrije ontplooiing van de persoonlijkheid, verrijking van het geestesleven, het bijbrengen van begrip en waardering voor de medemens, het aankweken van besef van de dienende taak van studenten en afgestudeerden in de maatschappij, dit alles in het kader van het ontspannende verenigingsleven, uitgaande van gelijkwaardigheid van hun leden. De laatste 10 a 15 jaar kenmerkten zich aanvankelijk als een moeizame aanpassing van Unitas aan veranderende denkpatronen en zeden. Na zeer moeilijke jaren van fors ledenverlies en enkele Senaatscrises wist Unitas een moderne, aangepaste identiteit en een vaste plaats in het Utrechtse studentenleven te verwerven. Pragmatisch progressief en karikaturaal conservatief, zo wist men in mijn eerste Unitasjaar de vereniging te karakteriseren. Nobel!
- Archieven Utrecht
- Archief
- 780
- Sport en Recreatie
Bij bronnen vindt u soms teksten met termen die we tegenwoordig niet meer zouden gebruiken, omdat ze als kwetsend of uitsluitend worden ervaren.Lees meer