N.V. Tivoli te Utrecht
Geschiedenis In 1823 opende Kees van Leeuwen, de oprichter van de toenmalige schouwburg op het Vredenburg, een openbare tuin met koffiehuis aan de Kruisstraat. Deze tuin kreeg de weidse naam "Tivoli", naar de stad ten oosten van Rome, die in de Romeinse tijd bekend stond als ontspanningsoord met villa's, parken en waterpartijen. Het Utrechtse Tivoli werd een geliefd vermaakscentrum, waar 's zomers openluchtconcerten, feesten en kermissen werden gehouden. Na de dood van Kees van Leeuwen werd de tuin op 2 mei 1842 aangekocht door Prof. Dr. Th. G. van Lidth de Jeude, die er andere plannen mee had. De nieuwe eigenaar was hoogleraar in de zoölogie en had reeds naast zijn woning op de hoek van de Wittevrouwensingel en de Nachtegaalstraat een Zoölogisch Kabinet en een Zoölogische Sociëteit - Naturae et Artibus - opgericht. Bij deze gebouwen hoorde een fraaie tuin, grenzend aan Tivoli. Door de nieuwe aankoop kon hij de terreinen samenvoegen en werd hij de trotse eigenaar van een uitgestrekt park, omgeven door Kruisstraat, Wittevrouwensingel, Nachtegaalstraat en Mulderstraat. Het was zijn bedoeling om het park - in navolging van Artis te Amsterdam - in te richten als "Jardin Zoologique". De gemeenteraad vond zijn plan echter te veelomvattend en weigerde subsidie te verlenen. Van Lidth de Jeude richtte in het park wel een kleine "menagerie" op, maar toen bleek dat de dierentuin bij het publiek niet in trek was en het aantal sociëteitsleden te klein bleef, moest hij zijn ideaal wegens te hoge kosten opgeven. Op 22 juli 1854 werd het gehele complex-inclusief de gebouwen -geveild. Er werd voor die gelegenheid een uitgebreide beschrijving van het bezit opgemaakt Juridische rapporten, nr. 948. , waaruit blijkt dat het park smaakvol was aangelegd; er waren vijvers, koepels, een "goudviskom" met fontein, heesters, vruchtbomen en hoog geboomte. In het vroegere Tivoli van Kees van Leeuwen bevond zich een plein. Aan de ene kant van dit plein waren galerijen geplaatst met zitplaatsen voor gezelschappen; aan de andere kant stonden twee open houten concertzalen met daar tussenin een tribune voor een orkest. Vanaf 1 juli 1855 werden het park en de gebouwen verhuurd aan Joseph Wolters. Deze volgde het voorbeeld van Kees van Leeuwen en maakte er een ontspanningsoord van; de naam Tivoli werd in ere hersteld. Het gebouw van de vroegere Zoölogische Sociëteit, onder meer voorzien van een biljartkamer, een kegelbaan en een salon voor dames, werd een "buitensociëteit" voor de Utrechtse sociëteiten "Sic Semper" en "De Vriendschap". De sociëteitsleden hadden met hun gezinnen vrije toegang tot het park; Wolters organiseerde voor hen "musicale matinees" en avondconcerten. Daarnaast werden er ook allerlei feesten en bijeenkomsten gehouden die voor de "gewone burgerij" toegankelijk waren. In 1860 werd de huur overgedragen aan A.J. Abspoel en G.C. Plemper van Balen; enige jaren later werd de heer Abspoel door aankoop de nieuwe eigenaar. Hij zette de activiteiten van de heer Wolters voort, waardoor Tivoli voor veel Utrechters een geliefd ontspanningsoord bleef. De sociëteitsleden kwamen graag in het park, want het was rustig maar toch dichtbij het centrum van de stad gelegen. Zij konden er wandelen langs de mooi aangelegde lanen en concerten bijwonen op het plein. De primitieve concertzalen waren eigenlijk niet geschikt voor het beluisteren van concerten, zodat de bezoekers bij mooi weer liever buiten aan de ronde ijzeren tafeltjes zaten en bij slecht weer wegbleven. Daarom kwam de heer Abspoel in 1870 met het voorstel in het park een groot nieuw concertgebouw op te richten, dat ook 's winters gebruikt kon worden Bibl. Utr., nr. 2155 10x. . Het gebouw werd ontworpen door architect N.J. Kamperdijk en kwam te staan aan de noordzijde van het park, in de vroegere tuin van Kees van Leeuwen. De houten zaaltjes op het plein werden afgebroken. Op 2 oktober 1871 kon het grote concertgebouw, dat eveneens de naam Tivoli kreeg, in gebruik worden genomen. De grote zaal, ook wel Parkzaal genoemd, was sober ingericht en de ventilatie en verwarming waren zeer gebrekkig. Toch was iedereen enthousiast over het nieuwe gebouw, dat in een behoefte bleek te voorzien. In de grote zaal konden 1600 stoelen worden geplaatst; als men ook tafeltjes neerzette, was er ruimte voor 1200 zitplaatsen. Op de galerij, die op de eerste verdieping de zaal omgaf, konden 1120 bezoekers terecht. De grote zaal kon ook als balzaal fungeren, maar dan moest wel eerst al het meubilair onder het podium geschoven worden! Na de opening van het "concert-, casino- en vauxhallgebouw" maakte de heer Abspoel bekend, dat een gezin voor fl. 20,- en een persoon voor fl 10,- een abonnement kon krijgen, dat toegang verleende tot het park, de biljart- en koffiekamers en 48 concerten per jaar Bibl. Utr., nr. 2155 10x. . Ondanks de grote belangstelling die voor Tivoli bestond, verliep het beheer over park, sociëteit en concertgebouw niet zonder problemen. Het complex kostte veel geld en de inkomsten liepen terug. Vooral na de dood van de heer Abspoel in 1875 leverde de exploitatie moeilijkheden op. Drie sociëteitsleden richtten daarom een comité op, dat voorstelde om het park in te richten als "dier- en bloemengaarde" Bibl. Utr., nr. 2155 10x. ; het plan bleek echter niet gerealiseerd te kunnen worden. Toen het complex in 1880 door de erven Abspoel werd geveild, ging het comité toch tot aankoop over. Het richtte de N.V. Maatschappij tot Exploitatie van het Park Tivoli op, die nog bijna vijftig jaar het beheer over Tivoli zou voeren. Het nieuwe bestuur ging onmiddellijk over tot verbetering en verfraaiing van het complex. Het park werd opnieuw aangelegd en omgeven door een ijzeren hek. Het concertgebouw werd in 1883 uitgebreid met een koffiekamer, waardoor de ingang aan de Kruisstraat kwam Zie bijlage nr. 7. . De buitensociëteit op de hoek van de Wittevrouwensingel en de Nachtegaalstraat werd geheel aan het park gekoppeld en voortaan Sociëteit Tivoli genoemd. De sociëteit groeide uit tot een grote vereniging en het park werd druk bezocht. Vooral 's zondags streken veel families neer op de gezellige zitjes in het park om iets te drinken of naar de harmonieconcerten te luisteren. De concerten in park en concertgebouw waren ook voor niet-leden toegankelijk, maar de leden van Tivoli hadden wel voorrang bij de plaatsbespreking. Park Tivoli bleef ook bestemd voor concoursen, tentoonstellingen en alle mogelijke festiviteiten, 's Zomers stond er de geliefde poffertjeskraam van de familie Luyters. Bij feestelijke gelegenheden was het park versierd met lampions en honderden vetpotjes en 's avonds was er dan het traditionele vuurwerk. De ingang van het park bevond zich aan de Wittevrouwensingel, naast het sociëteitsgebouw. Daar stonden twee pilaren van drie meter hoog, waarop stenen beelden van liggende leeuwen waren aangebracht. De N.V. floreerde enkele tientallen jaren, maar na de eeuwwisseling ging het geleidelijk slechter: grote feesten werden verplaatst naar het Vredenburg, de ligging van het sociëteitsgebouw was na de verbreding van de Nachtegaalstraat in 1913 minder gunstig, het park had veel te lijden van de Jaarbeurs die er in 1918 werd gehouden, en de openluchtconcerten werden minder bezocht. Bovendien had het bestuur te kampen met de slechte economische situatie. Toen bleek dat het concertgebouw, dat nog wel veel publiek trok, hoognodig gerestaureerd moest worden, kwam het bestuur tot de conclusie dat dit alleen mogelijk was, als het park zou worden verkocht. Maandenlang werden onderhandelingen gevoerd met het gemeentebestuur, maar helaas kon men niet tot overeenstemming komen. Op 8 april 1929 werd in een buitengewone vergadering van aandeelhouders met 71 tegen 12 stemmen besloten het sociëteitsgebouw en vrijwel het gehele park voor het bedrag van fl. 342.500,- te verkopen aan de bouwondernemer W.J. Godijn Zie inv. nr. 1. . De sociëteit werd op 31 mei 1929 gesloten en de leden vonden tijdelijk onderdak in hotel L'Europe aan het Vredenburg. Op dinsdagavond 11 juni 1929 werd in het park het laatste openluchtconcert gegeven, dat met vuurwerk werd besloten. Meer dan 3000 mensen woonden dit afscheidsconcert bij. De sluiting van het park werd alom betreurd en in kranteartikelen veroordeeld: "Zie zoo - ook die attractie van Utrecht hebben wij netjes opgerold! Zaterdagavond is het sociëteitsgebouw dicht gegaan. En gisteravond hebben wij den Tivolituin gesloten. Een dergelijk bezit is in Utrecht niet meer te handhaven. Een andere stad zou ons zoo'n parktuin, midden in het centrum gelegen en toch zoo heerlijk rustig omsloten, benijden. In Utrecht wordt zulk een terrein volgebouwd met huizen en winkels" Utrechtsch Provinciaal en Stedelijk Dagblad 12 juni 1929 (bibl. Utr., nr. 7007). . Enkele dagen na het laatste concert werd met de afbraak begonnen. De oude dikke linden en kastanjebomen werden omgehakt, de muziektent en het sociëteitsgebouw werden gesloopt, de vijvers werden gedempt.... Dwars door de tuin heen werd de Van Lidth de Jeudestraat aangelegd. Er kwamen woonhuizen en winkelpanden en op de plaats van het sociëteitsgebouw verrees het kantoorgebouw van "De Nederlanden" van 1845 Zie bijlage nrs. 11 en 32. . De Sociëteit Tivoli kreeg in dit gebouw de beschikking over de eerste verdieping. De sociëteitsleden zullen echter hun gezellige terras en het mooie park gemist hebben; in 1940 werd de sociëteit ontbonden. Met het kapitaal dat door de verkoop vrijkwam, werd het concertgebouw in 1931/32 grondig verbouwd Zie bijlage nr. 12. . Er kwamen een foyer, een filmkamer, een bestuurskamer en een werkkamer bij het toneel, er werd een tweede entree met ruime hal gebouwd, rondom de koffiekamer werden betegelde wandelgangen aangelegd, de artiestenkamers werden uitgebreid en verbeterd en de veranda werd bij de grote zaal getrokken. Het concertgebouw Tivoli had vanaf het begin een vast orkest. Cornelis Coenen, dirigent van het muziekkorps van de Schutterij, had ter gelegenheid van de opening van het gebouw in 1871 een symfonieorkest gevormd, dat sindsdien de concerten verzorgde. De muziek diende als verstrooiing van de sociëteitsleden, die tijdens de concerten gezellig zaten te drinken, praten en roken. Pas in het begin van de twintigste eeuw heeft dirigent Wouter Hutschenruyter ervoor gezorgd dat er vaste stoelenrijen in de zaal kwamen; hij voerde ook een drink-, rook- en loopverbod in tijdens de concerten. In 1895 werd de vereniging Het Utrechtsch Orchest (later: Utrechts Symfonie Orkest) opgericht, dat de activiteiten van het symfonieorkest van de Schutterij voortzette. Het U.S.O. bleef het vaste orkest van Tivoli, maar de verhouding tussen de orkestleiding en het Tivoli-bestuur verliep niet zonder wrijvingen. Om financiële en artistieke redenen besloot het U.S.O. in 1917 de exploitatie in eigen hand te nemen. Omdat men echter geen andere concertruimte kon vinden, was men toch weer genoodzaakt een overeenkomst met Tivoli te sluiten. Lang ging het niet goed tussen U.S.O. en Tivoli: in het seizoen 1920/21 gaf het U.S.O. zijn concerten elders. In 1921 werd weer een overeenkomst met Tivoli gesloten, maar het U.S.O. bleef voortaan zijn concerten zelf exploiteren. Naast de abonnementsconcerten werden er sedert 1898 z.g. volksconcerten gegeven, die erg populair waren. In 1924 werd gestart met jeugdconcerten. Het U.S.O. verzorgde ook lange tijd de harmonieconcerten in het park. Niet alleen voor concerten kon men in het concertgebouw Tivoli terecht. Het gebouw was een middelpunt van de meest uiteenlopende evenementen: uitvoeringen van muziek-, toneel- en sportverenigingen, vergaderingen en congressen, examens, tentoonstellingen, beurzen, toernooien, film-, toneel- en variétévoorstellingen, cabaret- en showprogramma's, revues, grote diners en allerlei feesten. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd zoveel mogelijk getracht de verhuringen te laten doorgaan, maar de exploitatie moest verschillende keren onderbroken worden. Van 28 oktober 1944 tot de bevrijding stond de exploitatie zelfs geheel stil, omdat het concertgebouw onafgebroken door de Duitsers gevorderd was. Het gebouw werd o.m. gebruikt als onderkomen voor Nederlandse gevangenen, die hun transport naar Duitsland moesten afwachten. In het jaarverslag over 1944 Zie inv.nr. 25. schrijft de secretaris: "Tivoli, een klank die bij velen prettige herinneringen en aangename verwachtingen placht te wekken, een klank die vreugde, vermaak, muziek in onze gedachten riep, is in de afgelopen tijd met vrees, beklemming en zorg vernomen". Na de oorlog kreeg Tivoli weer een belangrijke functie in het culturele leven van Utrecht te vervullen. De exploitatie verliep echter zeer moeizaam; de kosten van onderhoud, lonen, belastingen e.d. stegen dermate, dat de inkomsten deze niet konden dekken. Toen in 1950 bovendien bleek, dat het gebouw opnieuw gerestaureerd moest worden, zag het bestuur geen mogelijkheden meer om de exploitatie voort te zetten. Gelukkig greep het gemeentebestuur nu wél in: de raad besloot in 1951 alle aandelen over te nemen Zie verslag van de gemeenteraadsvergadering van 6 december 1951 (bibl. Utr., nr. 3400). . Zo werd de gemeente Utrecht eigenares van het voor de stad zeer belangrijke gebouw, dat er echter triest en ouderwets uitzag en in vervallen staat verkeerde. Nadat in 1953 een gedeelte van het plafond naar beneden was gekomen, liet de Bouw- en Woningdienst van de gemeente weten, dat het gebouw uiterlijk in het begin van 1955 gesloten zou moeten worden. In januari 1954 gaf de gemeente opdracht aan de architecten F.P.J. Peutz en B. Bijvoet een rapport op te stellen over de mogelijkheden van een eventuele restauratie van het gebouw Zie inv.nr. 98. . De uitkomst van het rapport was zeer negatief: de financiële offers zouden in geen verhouding staan tot het resultaat. Vrijwel alle plafonds waren slecht, de houten vloeren waren versleten, de elektrische installaties waren verouderd en zelfs gevaarlijk, door de te grote diepte van de vlakke zaal zag men op de achterste rijen vrijwel niets van hetgeen zich op het podium afspeelde, de toneelaccommodatie was primitief en de fundering was onvoldoende voor zwaardere belasting. Nadat ook een Bouwcommissie een ongunstig rapport had uitgebracht, moest het gemeentebestuur wel tot de conclusie komen, dat het gebouw beter kon worden gesloopt om plaats te maken voor een nieuw complex. Er werd besloten in het plantsoen Lepelenburg een groot houten noodgebouw te plaatsen, opdat de exploitatie niet onderbroken behoefde te worden. Op 8 juni 1955 werd in het oude concertgebouw Tivoli aan de Kruisstraat het laatste concert gegeven en op 22 juni werd er voor het laatst vergaderd. In oktober 1956 begon men met de sloopwerkzaamheden Zie inv.nr. 99 en bijlage nr. 16. . Zoveel mogelijk materiaal werd voor het noodgebouw gebruikt en de resterende onderdelen werden in 1957 bij opbod verkocht. Het noodgebouw, dat eveneens de naam Tivoli kreeg, werd door de gemeente gehuurd van de Utrechtse bouwondernemer H.J. Beuks. Het was onder meer voorzien van een grote zaal voor 1300 à 1500 bezoekers, een foyer die ook als danszaal kon worden gebruikt, en een zaal voor vergaderingen en examens. Omdat het bouwsel hoogstens drie jaar in het plantsoen zou staan, besloot men de vier grote bomen die in de weg stonden, te sparen en in te bouwen; vooral de twee dikke bomen in de garderobe kregen grote bekendheid. Op zondagavond 11 september 1955 gaf het U.S.O. zijn eerste concert in het tijdelijke gebouw. Intussen hadden de architecten Peutz en Bijvoet opdracht gekregen een nieuw concertgebouw aan de Kruisstraat te ontwerpen. Hun plan voor een groot modern complex Zie inv.nr. 111 en bijlage nrs. 71-82. werd op 17 november 1955, ondanks bezwaren van omwonenden, door de gemeenteraad goedgekeurd. In maart 1956 volgde de goedkeuring van Gedeputeerde Staten. Geheel onverwacht werd echter in juli van dat jaar de rijksgoedkeuring voorlopig geweigerd: de minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting was van mening dat woningbouw voorrang moest krijgen boven utiliteitsbouw. Bij nader inzien vond het gemeentebestuur, dat de daardoor ontstane vertraging ook voordelen bood. Door veranderde omstandigheden waren er namelijk nieuwe bezwaren tegen de situering van het concertgebouw aan de Kruisstraat gerezen en men kreeg nu de gelegenheid andere mogelijkheden te onderzoeken. Een van deze mogelijkheden was de bouw van een nieuw Tivoli op het terrein tegenover het vroegere concertgebouw aan de Kruisstraat. Dat op dit terrein het mooie 19e-eeuwse hofje van de Stevensfundatie stond, was geen onoverkomelijk bezwaar: de gemeente trad in 1958 in onderhandeling met het bestuur van de fundatie en het hofje werd afgebroken. Ook de broodfabriek "Het Anker" op de hoek van de Wittevrouwensingel en de Kruisstraat, die sinds 1954 eigendom van de gemeente was, zou worden gesloopt. In plaats van een concertgebouw kwam er uiteindelijk echter op het vrijgekomen terrein een parkeerplaats... In 1959 deed zich namelijk weer een nieuwe mogelijkheid voor: er was bouwgrond beschikbaar gekomen aan de Weg der Verenigde Naties in de wijk Kanaleneiland. Het voorstel van B. en W. om het nieuwe Tivoligebouw daar te plaatsen, werd op 2 oktober 1959 door de raad goedgekeurd. Het plan lokte echter felle discussies uit, omdat het concertgebouw ver buiten het centrum van de stad zou komen te liggen. Talloze andere plaatsingsmogelijkheden werden alsnog overwogen Zie bij lage nr. 90. , maar uiteindelijk werd aan architect Bijvoet toch opdracht gegeven een zalencomplex aan de Weg der Verenigde Naties te ontwerpen. Bijvoet zette het ontwerp groots op en creëerde op papier een imposant concert- en congrescentrum, dat zo'n fl. 24.025.000,- moest kosten Zie inv.nr. 111 en bijlage nrs. 83-89. . Men sprak dan ook al van "het paleisplan" en "de miljoenendans op Kanaleneiland". Het plan bleek niet gerealiseerd te kunnen worden. De afbraak van de Jaarbeursgebouwen op het Vredenburg en de bouw van een nieuw Jaarbeurscomplex aan de Croeselaan openden weer nieuwe perspectieven. Omdat de Jaarbeursgebouwen ook voor congressen, vergaderingen en examens gebruikt konden worden, achtte men het niet meer noodzakelijk een multifunctioneel Tivoligebouw te ontwerpen. Men zou kunnen volstaan met een kleiner en goedkoper gebouw voor concerten, dat een plaats zou kunnen krijgen op het Vredenburg. In de nacht van 27 augustus 1966 besloot de raad met 24 tegen 21 stemmen een concertgebouw op het Vredenburg te situeren in het kader van het plan "Hoog Catharijne". De architecten Sj.Wouda en H. Hertzberger kregen opdracht een advies uit te brengen over een nieuwe Vredenburgbebouwing, met daarin opgenomen een concertruimte. Wouda trok zich enige tijd later terug, omdat hij van mening was dat het concertgebouw toch beter op de oorspronkelijke plaats aan de Kruisstraat kon komen. De discussies laaiden weer op en het "Plan-Wouda" kreeg veel aanhangers. Intussen ontwierp Hertzberger een revolutionair plan voor een "muziekcentrum" op het Vredenburg. Na de nodige wrijvingen en hernieuwde discussies diende hij op 20 maart 1975 zijn definitieve ontwerp in Zie bijlage nrs. 97-98. . Op 6 september 1976 sloeg Th. Harteveld, wethouder van Culturele Zaken, de eerste paal van het veelomstreden muziekcentrum. Na meer dan twintig jaar zou Utrecht eindelijk een nieuw concertgebouw krijgen. Tivoli behoorde echter tot de verleden tijd en het nieuwe complex kreeg dan ook een andere naam: "Muziekcentrum Vredenburg". Gedurende de lange lijdensweg van kostbare ontwerpen en verhitte discussies vervulde het personeel van Tivoli in het houten noodgebouw aan het Lepelenburg zo goed en zo kwaad als het ging, zijn veelomvattende taak. Zodra men besefte dat het bouwsel langer dan drie jaar zou moeten functioneren, werden verbeteringen aangebracht. De grote zaal kreeg een hellende vloer, de akoestiek werd enigszins verbeterd en de ventilatie werd veranderd. In mei 1958 werden de oude stoelen, die nog uit het gebouw aan de Kruisstraat afkomstig waren, vervangen door moderne klapfauteuils in vijf kleuren Zie inv.nrs. 120 en 429. . De heer Beuks verkocht het nood gebouw met terugwerkende kracht tot 1 september 1956 aan de gemeente, die het per 1 september 1958 aan de N.V. Tivoli verhuurde. In de jaren 1962 en 1964 vonden uitbreidingen plaats, de akoestiek werd in 1966 opnieuw verbeterd en in 1971 werd het houten bouwwerk - jarenlang een zorgenkind voor de Brandweer! - brandveilig gemaakt Zie inv.nr. 105 en bijlage nrs. 62-64. . Ondanks deze opknapbeurten werd de toestand van het tijdelijke Tivoli steeds slechter en men keek verlangend uit naar de totstandkoming van een nieuw gebouw. Het nieuwe Muziekcentrum Vredenburg en de Jaarbeursgebouwen zouden echter slechts een deel van de taak van Tivoli overnemen en veel verenigingen en amateurgezelschappen vroegen zich bezorgd af, waar zij hun bijeenkomsten en voorstellingen moesten houden, als Tivoli zou zijn opgeheven. Het comité "Tivoli Tijdelijk" begon actie te voeren voor een ruimte in de stad Utrecht t.b.v. amateur-, alternatieve en volkskunst. Op maandagavond 22 januari 1979 werd voor een uitverkochte zaal het laatste concert in Tivoli gegeven. Vier dagen later, op 26 januari, werd in aanwezigheid van Prinses Beatrix en Prins Claus het Muziekcentrum Vredenburg geopend. Op 20 en 21 februari werden de Tivoli-goederen geveild. Het gebouw zou zo snel mogelijk worden gesloopt door het bedrijf G. Venus te Maarssen. Zo ver kwam het echter niet: op 7 maart werd om acht uur 's avonds brand gesticht in het kurkdroge gebouw en Tivoli werd met de grond gelijkgemaakt. De oude bomen, die meer dan twintig jaar in het gebouw met zorg waren omringd, moesten het op de valreep toch nog ontgelden. De gigantische vuurzee werd door duizenden mensen gadegeslagen en de kranten schreven de volgende dag dan ook, dat Tivoli zélf zijn laatste voorstelling had gegeven. Het sloopbedrijf, dat door de brand een enorme strop had, begon enige dagen later met het opruimen van de ravage. Het Lepelenburg werd weer een plantsoen en aan de rijke geschiedenis van Tivoli was een einde gekomen.
- Archieven Utrecht
- Archief
- 774
- Kunst, Cultuur en Erfgoedbeheer
Bij bronnen vindt u soms teksten met termen die we tegenwoordig niet meer zouden gebruiken, omdat ze als kwetsend of uitsluitend worden ervaren.Lees meer