(0665-01) Brandweer van 's-Gravenhage
De jaren 1980: In de bezuinigingsjaren 1980 verschijnt een hausse aan rapporten en notities waarin de bezuinigingsmogelijkheden (verlaging uitruksterkte, materiële sterkte, vervanging van beroepspersoneel door vrijwilligers) bij de Haagse brandweer worden onderzocht. Behalve door de Centrale Afdeling Organisatie van de gemeentesecretarie en door de brandweer zelf, wordt ook onderzoek verricht door bureau SAVE, een adviesbureau voor industriële veiligheid en beleidsanalyse. De uitkomsten zijn samengevat in de Nota meerjarenplanning Brandweer uit 1987. De dreiging van bezuinigingen leidt in november 1985 zelfs tot stiptheidsacties onder het brandweerpersoneel.Op 1 maart 1985 treedt de Brandweerwet 1985 in werking. De algemene bepalingen betreffende de brandweerzorg die voordien in hoofdzaak in de gemeentewet waren opgenomen, worden met de inwerkingtreding van de Brandweerwet 1985 zoveel mogelijk in deze bijzondere wet opgenomen. In gevolge deze wet stelt de gemeente Den Haag de Brandweerverordening 1987 (rv 183) vast, waarmee de organisatie, het beheer en de taak van de gemeentelijke brandweer geregeld wordt. Met deze nieuwe verordening komt de oude verordening uit 1955 te vervallen. Artikel 1 van de Brandweerverordening 1987 inzake plaats en taak van de brandweer komt in hoofdlijnen overeen met de plaats- en taakomschrijving in de oude verordening, met dien verstande dat het verrichten van werkzaamheden ten behoeve van de Bescherming Bevolking (een op oorlogsomstandigheden gerichte rampenbestrijdingsorganisatie) nu geformuleerd wordt als 'de uitvoering van werkzaamheden ter zake van het beperken en bestrijden van rampen, als bedoeld in artikel 1 van de Rampenwet' (artikel 1, lid 2). Hiermee blijft de brandweertaak niet langer uitsluitend beperkt tot het opereren in normale omstandigheden; met aanvulling van het potentieel wordt ook in buitengewone omstandigheden opgetreden. Hiertoe is in de Brandweerwet bepaald dat door gedeputeerde staten aangewezen gemeenten tezamen een gemeenschappelijke regeling aangaan (art. 3). B&W dragen met betrekking tot de taken van de gemeentelijke brandweer, zorg 'voor coördinatie met de gemeenschappelijke regeling voor de regionale brandweer waaraan de gemeente deelneemt' (artikel 1, lid 4).De Regionale Brandweer Haagland werd op 1 september 1980 opgericht, waarin behalve de gemeente Den Haag ook de gemeenten Benthuizen, Leidschendam, Rijswijk, Voorburg, Zoetermeer en (vanaf 1982) Wassenaar participeerden. Ter uitvoering van artikel 3 van de Brandweerwet 1985 nam het Algemeen Bestuur van de Regionale Brandweer Haagland op 14 januari 1986 het principebesluit tot instelling van een Regionale Alarmcentrale, waardoor taken en bevoegdheden aan de Regionale Brandweer Haagland werden overgedragen. Door de regionalisering werd per 1 juli 1989 de Dienst Alarmcentrale opgeheven. De Haagse centralisten traden in dienst van de Regionale Brandweer Haagland.De roerige jaren 1980 die voor de brandweer hun dieptepunt bereikten op eerste kerstdag 1987, toen hoofdbrandwacht F.C.J. LaHaye en brandwacht R.M. de Ruiter om het leven kwamen bij de bestrijding van de brand in het cellencomplex van het hoofdbureau van politie, werden afgesloten met een zeer feestelijke gebeurtenis, namelijk de viering van het eeuwfeest in oktober 1989. Reorganisatie van het politie-brandweerkorps (1921-1941): Ten gevolge van sociale wetgeving (inclusief een achturige werkdag) in 1918, wordt arbeidstijdverkorting ingevoerd. Commandant Tückermann stelt een drieploegendienst in, waarbij de werktijd wordt teruggebracht tot 8 uur per dag, maar wel 7 dagen per week. Hiervoor is een uitbreiding van het korps nodig met 114 man. Om de kostenstijgingen ten gevolge van de arbeidstijdverkorting tegen te gaan, besluit de gemeenteraad op 6 juni 1921 de beroepsbrandweer af te schaffen en de brandweertaak op te dragen aan het politiekorps (rv 458). Slechts de bevelvoerders en de chauffeurs hebben permanent een specifieke brandweertaak. Hoofdcommissaris F. van 't Sant wordt benoemd tot commandant van het politie-brandweerkorps.Op 23 april 1936 wordt, teneinde de bevolking tegen luchtaanvallen te beschermen, de Luchtbeschermingswet van kracht. De brandweer krijgt tot taak het materieel van de opgerichte Luchtbeschermingsdienst (LBD) te onderhouden. Onder invloed van de oorlogsdreiging krijgen belangrijke Haagse gebouwen brandblusinstallaties en permanente bewaking, uitgevoerd door de afdeling Kunstbescherming van de LBD. De brandweer zorgt voor het onderhoud van de installaties en het instrueren en oefenen van het LBD-personeel. Ook de opleiding van personeel van bedrijfsbrandweerploegen die in het kader van de luchtbescherming zijn opgericht, komt voor rekening van de brandweer.Op last van de Duitse bezetter wordt in 1941 de samenvoeging van politie en brandweer weer ongedaan gemaakt. Op 29 december 1941 verschijnt het Besluit Brandweerwezen. Nederland wordt verdeeld in brandweerdistricten met in elk district een districtsinspecteur aan het hoofd. Samenvatting: Nadat in 1686 de vrijwillige brandweer van 's-Gravenhage niet in staat bleek om een grote brand tijdig te blussen werd er in 1689 een beroepsbrandweer opgericht. Deze beroepsorganisatie hield bijna 200 jaar stand, totdat Thorbecke's Gemeentewet (1851) wijzigingen noodzakelijk maakte. Vanaf dat moment werd de Haagse Brandweer weer bemand door vrijwilligers. De hernieuwde instelling van een beroepsbrandweer vond plaats op 26 oktober 1886 waarop de gemeenteraad geld beschikbaar stelde voor de aanstelling van een commandant (raadsvoorstel nr. (rv) 304). De Verordening op de inrichting van de Brandweer in de gemeente 's-Gravenhage werd op 10 april 1888 vastgesteld (rv 50). Op 5 oktober 1889 startte de brandweer met haar werkzaamheden. Om de kostenstijgingen (onder meer door een verkorting van de arbeidstijd) tegen te gaan, besloot de gemeenteraad op 6 juni 1921 de beroepsbrandweer af te schaffen en de brandweertaak op te dragen aan het politiekorps (rv 458). Per 10 juni 1921 werd F. van 't Sant benoemd tot commandant van de Haagse Politie-Brandweer. De 256 personeelsleden werden bij andere gemeentelijke diensten geplaatst. Dit Haagse gecombineerde korps stond in Nederland model voor een goedkope politie/brandweerorganisatie. Spoedig werd het Haagse voorbeeld gevolgd door andere gemeenten. Omdat het in hun ogen niet goed functioneerde werd door de Duitse bezetter het politie/brandweerkorps op 3 maart 1941 weer opgeheven (zie blz. 64 en 65 van de Handelingen van de Gemeenteraad). In 1943 veranderde de Haagse brandweer in de Staatsbrandweerpolitie. Na de Tweede Wereldoorlog, op 7 juni 1945 vormde de brandweer opnieuw een zelfstandige gemeentelijke dienst. In de tweede helft van de jaren 1950 nam de brandweer een enorme sprong voorwaarts. Er werden regionale samenwerkingsverbanden aangegaan voor de organisatie van de opleidingen, oefeningen en wedstrijden. Daarbij ging het korps zich ook steeds meer toeleggen op het verlenen van hulp aan burgers in nood, instructies, cursussen en brandpreventie. De jaren 1950 en 1960: Op 8 augustus 1955 wordt bij raadsbesluit de (nieuwe) verordening op de gemeentelijke brandweer vastgesteld (rv 18). Volgens artikel 2, lid 1 van deze verordening heeft de brandweer tot taak: 'het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar en het beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmede verband houdt; het verrichten van werkzaamheden ten behoeve van de Bescherming Bevolking, voor zover deze volgens de terzake gegeven voorschriften op haar terrein liggen; het verlenen van hulp aan in nood verkerende mensen en dieren en het verwijderen van obstakels, welke gevaar of hinder opleveren, voor zover voor het verrichten van een en ander de brandweer geacht kan worden de meest in aanmerking komende instantie te zijn; het verlenen van andere hulp op daartoe strekkende verzoeken uit de burgerij, indien en voor zover dit naar het oordeel van de Commandant kan worden toegestaan.'De Haagse brandweer, sedert juni 1947 weer een zelfstandige gemeentelijke dienst, speelt in de naoorlogse periode meer dan adequaat in op de nieuwe eisen die zowel op preventief als repressief gebied aan de organisatie gesteld worden ten gevolge van de industriële ontwikkeling en de verandering van het stedelijke milieu (vervoer en opslag gevaarlijke stoffen, hoogbouw). Vaak wordt hierbij een pioniersrol vervuld. Zo gebruikt het korps als eerste brandweer in Nederland persluchtapparaten (1957) die het ook mede heeft ontwikkeld. Deze adembeschermingsapparatuur blijkt onder meer noodzakelijk bij de nieuwe blustechniek die gehanteerd wordt, de nevelblusmethode. Dankzij het gunstige economische tij kan in de jaren 1960 nieuw materieel worden aangeschaft, zoals een grote kraanwagen waarmee tramwagons omhoog kunnen worden getild (1964), en een hoogwerker (1967). Met dit laatste voertuig heeft het Haagse korps wederom de primeur in Nederland.In 1965 vindt een belangrijke reorganisatie plaats, de eerste van een reeks aanpassingen van de organisatiestructuur als gevolg van arbeidsverkortingen, knelpunten binnen de organisatie, wetgeving en bezuinigingen. Oprichting van een beroepsbrandweer in 's-Gravenhage: Na een aanloopfase van 3 jaar is de Haagse beroepsbrandweer in oktober 1889 een feit. In de periode 1886-1889 heeft commandant G. de Wijs, de eerste functionaris met deze titel, reorganisatievoorstellen voor de brandweer ingediend bij het gemeentebestuur en gezorgd voor de opbouw van een beroepsbrandweer. Het eerste beroepskorps bestaat uit 22 man. Tot 1906 zal er nog een reserve vrijwillige brandweer blijven bestaan. Bij de oprichting beschikt men over één hoofdwacht, gelegen aan de Prinsestraat, en één hulpwacht in Scheveningen (Prins Willemstraat).Behalve het bestrijden van brand en het verlenen van hulp bij ongevallen, heeft de brandweer tot taak tijdens voorstellingen in schouwburgen en theaters wachtdiensten te verrichten en blusmiddelen te controleren in rijks- en gemeentegebouwen. Daarnaast wordt overleg gevoerd met Bouw- en Woningtoezicht over brandpreventieve eisen aan bouwwerken.Afb. met Bewijs van benoeming van C. Sekeris tot spuitgast, 1871. Inventarisnummer 669. De jaren 1970: Tot de eerstgenoemde taak in de verordening op de brandweer uit 1955, het voorkomen van brand, behoort 'de toetsing van bouwplannen aan brandveiligheidseisen' (artikel 2, lid 2). Deze toetsing zou in samenwerking met het Gemeentelijk Bouw- en Woningtoezicht moeten geschieden, 'volgens regelen door Burgemeester en Wethouders te stellen'. Deze regels komen er uiteindelijk pas in 1974. Op 23 september van dat jaar wordt ook de brandbeveiligingsverordening van kracht. Dit betekent een verzwaring van het takenpakket voor de afdeling preventie, die zich voordien voornamelijk had beziggehouden met het adviseren inzake brandveiligheidseisen bij bouw en verbouw, met het behandelen van klachten over brandgevaarlijke situaties en met steekproefsgewijze controle op de naleving van brandpreventieve eisen. Het college van burgemeester en wethouders verleent hierop niet alleen een machtiging om de afdeling belangrijk uit te breiden, maar stemt ook toe in de tijdelijke huisvesting van de afdeling preventie in het secretariegebouw aan de Bankastraat.In 1976 wordt, in opdracht van de wethouder van onderwijs en personeelszaken, een onderzoek gestart naar organisatie en personeelsformatie bij de gemeentelijke brandweer. Op basis van de uitkomsten van dit onderzoek wordt besloten tot wijzigingen in de organisatiestructuur en de personeelsbezetting. Zo wordt er personeel aangetrokken voor de werkplaatsen om op deze manier de uitrukdienst te ontlasten. Burgerpersoneel doet zijn intrede bij de alarmcentrale. De invoering van de functie van bureaucommandant, tenslotte, moet leiden tot een verkleining van de afstand binnen de organisatiestructuur tussen leiding en uitrukploegen. Op 28 januari 1977 biedt commandant A.C. Broeshart het college van burgemeester en wethouders het nieuwe organisatieplan van de brandweer aan. Tevens overhandigt hij zijn eigen rapport 'Waarom, Hoeveel, Wanneer', een verklaring van een meerjarenplan (tot 1982) waarin onder meer gepleit wordt voor nieuwe brandweerbureaus en uitbreiding van personeel en materieel. Staatsbrandweerpolitie: In maart 1944 wordt, overeenkomstig het Besluit Brandweerwezen 1943, de Haagse brandweer organiek met terugwerkende kracht ingedeeld bij Staatsbrandweerpolitie. Brandweerzorg wordt een politieaangelegenheid en het beroepsbrandweerpersoneel krijgt politierangen en de status van staatsambtenaar.De sterkte van brandweerkorps wordt ernstig aangetast wanneer bij razzia's in november 1944 brandweermannen van jonger dan veertig jaar worden weggevoerd naar Duitsland. Bovendien wordt ook een deel van het materieel meegenomen.Oorlogshandelingen zorgen voor een sterke toename van het aantal branden in de stad. De grootste brand doet zich voor op 3 maart 1945 na een vergissingsbombardement van het Bezuidenhout door geallieerde bommenwerpers. Niet alleen zijn er veel slachtoffers te betreuren, ook een groot aantal percelen (ruim 2000) gaat verloren, waaronder monumenten als de Prinsesseschouwburg en het Gerechtshof. Als antwoord op het bombardement vuren de bezetters V-2 raketten af. Bij een mislukte lancering van een V-2 raket komen tien brandweerlieden om het leven die bezig waren met bluswerkzaamheden. Foto van een geïmproviseerde wegwijzer waarop ook de hoofdwacht van de brandweer is aangegeven, ongedateerd (1945). Inventarisnummer 674.
- J.N. Hanemaaijer (1985); P. Jeroense (2002); R.A.M. Vernooij et al. (2007)
- Archieven Haags Gemeentearchief
- archief
- 0665-01
- Openbare orde en Veiligheid
Bij bronnen vindt u soms teksten met termen die we tegenwoordig niet meer zouden gebruiken, omdat ze als kwetsend of uitsluitend worden ervaren.Lees meer