Audio-interview [lengte: 2:12 uur] met Petrus Pieter de Kock (Ambon, 12 mei 1918 - 6 december 2021)....
Audio-interview [lengte: 2:12 uur] met Petrus Pieter de Kock (Ambon, 12 mei 1918 - 6 december 2021). Voor de oorlog was De Kock een bestuursambtenaar in Nieuw-Guinea. Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak, was hij 22 jaar oud en zat hij in Manokwari, in het noorden van Nieuw-Guinea (de ‘Vogelkop’). De jonge bestuursambtenaar werd opgeroepen om ‘de dienstplicht te vervullen’. Toen de Japanners aan wal kwamen en de landtong afsloten konden De Kock en 65 anderen nog net op tijd wegsluipen. Ze trokken zich terug het binnenland in en voerden een guerrillastrijd tegen de Japanners. De mannen deelden zich op in groepjes van vijf. Ze hadden geen radio. Daarnaast was er geen verpleger en ook geen medicatie. De mannen waren genoodzaakt over te gaan tot ‘inheemse methodes’, zoals het gebruik van sirihbladeren, koenjit en boombast voor onder andere wonden en het tegengaan van malaria. Tot overmaat van ramp raakten de voedselvoorraden op en was munitie erg schaars geworden. De Kock en zijn metgezellen moesten lange tijd leven van sago (palmmeel). Het was een zware periode. Als bestuursambtenaar onderhield De Kock goede contacten met de Papoea’s. De inheemse bevolking kende geen ‘dankjewel’, aldus De Kock. Bij hen was de regel: gift = tegengift. De goede verhoudingen bleken cruciaal tijdens de oorlog. In juli 1943 hadden “de mensen van het binnenland in de Kebar drie soldaten van ons vermoord, vanwege een kwestie die later uit bestuurs-oogpunt verklaarbaar was”. Hoewel kapitein Johannes Bernardus Herman Willemsz Geeroms (KNIL) een gevechtsgroep het bevel gaf naar de Papoea’s toe te gaan om hen te straffen, verzette De Kock zich daar hevig tegen. “Ik heb zijn opdracht genegeerd, maar heb ik erbij gezegd, als bestuursambtenaar: ‘Want als we dat doen, dan maken we weer opnieuw [een] vijand in het achterland. En dan is het dus eigenlijk voor niks, dan zitten we ingesloten’.” Voor het negeren van het bevel werd hij gestraft: hij moest zelf het binnenland ingaan om ‘de zaak te regelen’. De bevolking kreeg in de gaten dat ze iets fouts hadden gedaan. Daarom kwamen ze met een tegengift: “We kregen zes varkens en voldoende knolgewassen. En dat was genoeg voor een maand voeding. Als voorschot. Nou, toen zeiden we: dit is het resultaat. We hadden van hen geen vijanden gemaakt, maar vrienden gemaakt. Goed, die zes varkens en voeding werd door Willemsz Geeroms aangenomen.” Doordat de bevolking niet werd gestraft bleven de verhoudingen goed. Daardoor kon De Kock tijdens het verzet tegen de Japanners rekenen op hulp van de Papoea’s. Uiteindelijk werden De Kock en de andere overgeblevenen door de geallieerden gered. Een week na de redding kwam kapitein Spoor met een verzoek. Achter Manokwari zat namelijk een Japans interneringskamp met mensen ‘die op het punt stonden om dood te gaan’. Om de omgeving te verkennen vroeg Spoor om vrijwilligers, het liefst twee. “Ik ben nèt een week bevrijd. Alle beelden en alles gezien’.” Bij de keuring bleken er vijf van de veertien nog fysiek geschikt te zijn om eventueel dienst te doen. Niemand durft een woord te zeggen. Totdat sergeant Mauritz Christiaan Kokkelink de knoop doorhakt: “Zeg De Kock, als je mee wilt, dan gaan wij beiden.” “Nou, dan wordt eigenlijk het zwaartepunt van de beslissing aan mij overgelaten. Kokkelink wilde alleen mee, als ik – ja, omdat ik de bevolking kende natuurlijk. Toen Spoor aankwam om te vragen of het lukt of niet, toen zei Kokkelink: ‘Ja, De Kock en ik gaan’. En dus ging De Kock samen met Kokkelink opnieuw naar Manokwari. Met behulp van de Papoea’s lukte het de omgeving te verkennen en in contact te komen met de geïnterneerden. De mannen uit het interneringskamp werden ingezet om ‘sago te kloppen’ en om de tuin te bewerken. “Nou, we hadden dus iets bedacht. De bevolking had tabaksdoosjes, gewoon kleine doosjes zo groot, waar ze hun droge tabaksbladen in stoppen om mee te nemen. In plaats daarvan zetten we de tabaksbladen erin, maar tegelijk een briefje, met een kort berichtje: ‘We zijn van de geallieerden en we komen… zijn hier om wat gegevens van het kamp te verzamelen.’ Potlood ligt eronder. En dat tabaksdoosje met een hout die moesten die Papoea’s die met ons meegingen […] daar onder die stammen waar ze het geklopt hebben, daar moeten ze zodanig liggen dat de persoon die morgen komt om te… Dat in de gaten kregen. […] En zo hadden we contact gekregen. Het ging makkelijk, nou dat is, ja, je speelt altijd met toeval en geluk. En ja… We hadden dus bijzonder groot geluk gehad. De tweede dag hadden we al contact gekregen.” Het interview is afgenomen in het kader van voorbereidend onderzoek voor de permanente tentoonstelling Nederlands-Indië die 2005-2022 in het Verzetsmuseum Amsterdam te zien was. Een transcriptie van het interview is online beschikbaar.
- Collectie Verzetsmuseum Amsterdam
- 18488
- Strijdmacht, Knil
- Spionage
- Repatriëring
- Jeugd
- Kock, P.P. De
- Bestuur, Nederlands Tijdens Bezetting
- Nieuw-Guinea
- Nederlands-Indië
- Bevrijding
Bij bronnen vindt u soms teksten met termen die we tegenwoordig niet meer zouden gebruiken, omdat ze als kwetsend of uitsluitend worden ervaren.Lees meer