Audio-interview in 2 delen [lengte: 30 en 24 minuten] met Lilly Dutrieux-Van Genderen over haar jeug...
Audio-interview in 2 delen [lengte: 30 en 24 minuten] met Lilly Dutrieux-Van Genderen over haar jeugd in Nederlands-Indië en ervaringen tijdens de oorlog. Lilly Dutrieux-Van Genderen (Madioen (Java; Nederlands-Indië), 15 januari 1927 - Velsen, 16 november 2018) komt uit een gezin van zes meisjes en vier jongens. Haar vader Johan Gerardus Diederik (‘Jo’) van Genderen (1888 - 1945) was Nederlands. Haar moeder Louise Charlotte Eugenie (‘Wies’) van Genderen-Smeets (1895 - 1976) ook, maar had aan moederszijde een Arabische achtergrond. Dat was ‘hun geluk’ geweest: doordat ze niet honderd procent Nederlands was hoefden Dutrieux-Van Genderen en haar moeder, broers en zussen tijdens de Tweede Wereldoorlog niet ‘in kamp’. Maar haar vader, die volledig Nederlands was, werd tijdens de oorlog wel naar een burgerkamp gestuurd. Drie broers van Dutrieux-Van Genderen zaten destijds in militaire dienst en kwamen uiteindelijk in een krijgsgevangenenkamp terecht. Haar oudste broer deserteerde tijdens de oorlog en zat een tijd thuis ondergedoken. Even later sloot hij zich aan bij een verzetsgroep, die door haar oom werd geleid. De Japanners pakten uiteindelijk de leden van de groep op. Haar broer werd vastgezet en haar oom werd onthoofd. De familie Van Genderen werd daarom destijds ‘bespied’ door de Japanners. Op de vraag of Dutrieux-Van Genderen honger heeft geleden antwoordt ze: “Neen. Waarom niet? Omdat mijn… Oh ja, toen zijn we dus verhuisd, weet je wel. In de oorlog zijn we verhuisd naar een huis van mijn oom. En die had een hele grote tuin, met klapperbomen en ik weet niet wat, weet je wel. Nou, en dan gingen we zelf onze groenten planten. Weet je, we hebben dus nooit hongergeleden. Dat niet. Je kon zelf je groenten planten. En mijn moeder kon zelf brood bakken.” De vader van Dutrieux-Van Genderen kwam uiteindelijk in het Juliana Ziekenhuis terecht. Hij was sterk verzwakt en vermagerd. Dutrieux-Van Genderen en haar familie zaten destijds in een huis met een andere familie. Omdat haar vader in het ziekenhuis lag, gingen zij en haar broers en zussen met haar moeder mee naar Bandung om haar vader op te zoeken. “En die ene familie bleef in dat huis. En kan je nagaan, ja, dat ze dat huis, waar wij gewoond hebben met die familie ja, die hebben ze gerampokt. […] En hebben ze die familie, met wie we toen samen hebben gewoond, die hebben ze in het kamp gestopt. Kan je nagaan. Dat was ons geluk. Dat we dus daar weggingen”. Omdat zijn vader in het ziekenhuis lag, gaf de oudste zoon Ton zich op als verpleger: “Omdat hij hoorde: ‘Oh, pap ligt daar in het ziekenhuis, ja, ik geef me als verpleger op.’ Terwijl hij helemaal geen verpleger was. Het is alleen maar om mijn vader te verplegen. Weet je, heeft hij zich aangemeld als verpleger. Dat soort dingen herinner ik me wel.” De vader van Dutrieux-Van Genderen overleed uiteindelijk net voor de bevrijding. In 1949 moest de familie gedwongen naar Nederland, omdat ze het Indonesische paspoort niet wilde aannemen. Verder vertelt Dutrieux onder meer over de aankomst in Nederland, de winterse kou en haar eerste Nederlandse baantje bij het verzekeringskantoor ‘Nieuwe Eerste Nederlandsche’. Het interview is afgenomen door Renate van Zalen in het kader van voorbereidend onderzoek voor Verzetsmuseum Junior. Een transcriptie van het interview is beschikbaar.
- Collectie Verzetsmuseum Amsterdam
- 18513
- Dutrieux-Van Genderen, L.
- Dagelijks Leven
- Schaarste
- Jeugd
- Repatriëring
- Nederlands-Indië
Bij bronnen vindt u soms teksten met termen die we tegenwoordig niet meer zouden gebruiken, omdat ze als kwetsend of uitsluitend worden ervaren.Lees meer