Jacob Reiding: Dagboek (handgeschreven tekst in schriftje)
Door het kabaal in de lucht en het lawaai van springende bruggen wordt de in Arnhem wonende auteur op de ochtend van 10 mei 1940 wakker. Op straat lopen de mensen in nachtkleding. Hij gaat de ruiten met papier beplakken, legt de brandslang klaar en zet een bak zand op zolder. Via de radio hoort hij dat overal parachutisten landen. Hun Duitse dienstmeisje komt niet opdagen. 's Middags ziet hij de Duitsers in de stad en 's avonds komt er een optocht van legerauto's langs. Autobussen worden gevorderd. De volgende dag wordt veel geschoten. In de stad ziet hij dat overal proclamaties aangeplakt worden. Het Diaconessenhuis wordt voor het Rode Kruis ingericht. De volgende dagen zijn er ontploffingen en schietpartijen. Op de Kemperheide wordt een vliegveld aangelegd. De Duitse tijd wordt ingevoerd. Hij wil zijn zoon en diens echtgenote zoeken. De zoon zit in dienst, legerplaats Leersum. In Arnhem, in de Coehoornkazerne en bij het Rode Kruis worden wel lijsten aangelegd met krijgsgevangenen, maar zijn zoon is er niet bij. Op de zoektocht op de motor komt hij langs vernielde en onbeschadigde steden. Overal langs de weg liggen fietsen, mitrailleurs, uitrustingstukken en dode dieren. Hij ontmoet anderen, wanhopig omdat ze niets weten over het lot van echtgenoot of zoon. Door gebrek aan benzine moet hij daarna met de bus naar Amsterdam, hij probeert inlichtingen te krijgen, exprespost te sturen, te telefoneren en maakt tochten per trein, bus en tram naar Den Haag en Delft. Soms zijn er files. Op zijn tochten heeft hij honger en dorst. Als hij in Rotterdam komt, vindt hij zijn echtgenote Jo heelhuids thuis, later komt zijn zoon Dirk binnenwandelen: "Een heerlijk weerzien". Dirk vertelt verhalen over de gevechten en de bombardementen in Rotterdam. Velen hebben deze overleefd dankzij de schuilkelders. Hij maakt een nachtelijk Engels bombardement op Pernis mee. Door het kabaal in de lucht en het lawaai van springende bruggen wordt de in Arnhem wonende auteur op de ochtend van 10 mei 1940 wakker. Op straat lopen de mensen in nachtkleding. Hij gaat de ruiten met papier beplakken, legt de brandslang klaar en zet een bak zand op zolder. Via de radio hoort hij dat overal parachutisten landen. Hun Duitse dienstmeisje komt niet opdagen. 's Middags ziet hij de Duitsers in de stad en 's avonds komt er een optocht van legerauto's langs. Autobussen worden gevorderd. De volgende dag wordt veel geschoten. In de stad ziet hij dat overal proclamaties aangeplakt worden. Het Diaconessenhuis wordt voor het Rode Kruis ingericht. De volgende dagen zijn er ontploffingen en schietpartijen. Op de Kemperheide wordt een vliegveld aangelegd. De Duitse tijd wordt ingevoerd. Hij wil zijn zoon en diens echtgenote zoeken. De zoon zit in dienst, legerplaats Leersum. In Arnhem, in de Coehoornkazerne en bij het Rode Kruis worden wel lijsten aangelegd met krijgsgevangenen, maar zijn zoon is er niet bij. Op de zoektocht op de motor komt hij langs vernielde en onbeschadigde steden. Overal langs de weg liggen fietsen, mitrailleurs, uitrustingstukken en dode dieren. Hij ontmoet anderen, wanhopig omdat ze niets weten over het lot van echtgenoot of zoon. Door gebrek aan benzine moet hij daarna met de bus naar Amsterdam, hij probeert inlichtingen te krijgen, exprespost te sturen, te telefoneren en maakt tochten per trein, bus en tram naar Den Haag en Delft. Soms zijn er files. Op zijn tochten heeft hij honger en dorst. Als hij in Rotterdam komt, vindt hij zijn echtgenote Jo heelhuids thuis, later komt zijn zoon Dirk binnenwandelen: "Een heerlijk weerzien". Dirk vertelt verhalen over de gevechten en de bombardementen in Rotterdam. Velen hebben deze overleefd dankzij de schuilkelders. Hij maakt een nachtelijk Engels bombardement op Pernis mee.
- Collectie 244: Europese dagboeken en egodocumenten
- Dagboek (handgeschreven tekst in schriftje)
- 1599
Bij bronnen vindt u soms teksten met termen die we tegenwoordig niet meer zouden gebruiken, omdat ze als kwetsend of uitsluitend worden ervaren.Lees meer