Arrondissementsrechtbank Haarlem
Bijlagen: Verantwoording van de bewerking: Ter bewerking is aangeboden het tienjarenblok 1940-1949. In overleg met de beheerder is besloten om archiefbescheiden uit eerdere tienjarenblokken waarvan reeds een inventaris is gemaakt, in de bewerking mee te nemen. Bescheiden waarvan de einddatering doorloopt tot na de cesuur (hoofdzakelijk registers) zijn opgenomen in de inventaris over de periode 1950-1959, met uitzondering van inventarisnummers (inv.nrs.) I 31-56 en I 326-336. Deze archiefbescheiden zijn primair geordend op resp. weeklijst (W.L.)-nummer en datum van inschrijving. De afdoening van enkele zaken vond na 1949 plaats maar om de oude orde intact te laten zijn de bescheiden in dit tienjarenblok gehouden. Op verzoek van de beheerder is in sommige rubrieken afgeweken van de chronologische volgorde en zijn beschrijvingen die betrekking hebben op hetzelfde onderwerp bij elkaar geplaatst. Bij de totstandkoming van de inventaris is zoveel mogelijk rekening gehouden met het archiefschema zoals wordt geadviseerd in het "Werkboek rechterlijke archieven 1838-1940" van R. Huijbrecht (zie literatuurlijst). Bij de inventarisatie is getracht de oude ordening te handhaven, dit bleek niet altijd mogelijk. Zo waren de strafdossiers (inv.nrs. I 31-56) geordend op vonnisnummer. Het archief werd echter toegankelijk gemaakt middels weeklijstregisters. In de registers werden in behandeling genomen zaken ingeschreven. Iedere zaak kreeg een W.L.-nummer. Om de toegankelijkheid te bevorderen zijn de strafdossiers op W.L.-nummer herordend. Van de vonnissen van de politierechter en de vonnissen van de kinderrechter was één serie gevormd. Organisatie van de rechterlijke macht: In 1827 kwam de "Wet op de zamenstelling der regtelijke magt en het beleid der justitie voor het koningrijk der Nederlanden", Staatsblad (Stbl.) 20, tot stand. Deze wet (afgekort wet R.O.) werd de grondslag van de nieuwe rechterlijke organisatie. De (nu nog geldende) wet R.O. bepaalt in hoofdzaak welke soorten rechterlijke instellingen er zijn en in welke zaken deze bevoegd zijn. In vele andere wetten staan bepalingen die bepaalde rechterlijke instanties in zekere zaken bevoegd verklaren. Bij de wet R.O. behoorden vier "reglementen van openbaar bestuur", regelende de eedsaflegging en de inwendige dienst, de titulatuur en het ambtskostuum, de orde en discipline voor de advocaten en procureurs en de organisatie van de deurwaarders en andere rechtsbedienden. De Belgische opstand maakte het onmogelijk om de nieuwe rechterlijke organisatie en de wetboeken op 1 februari 1831 in te voeren. De wet R.O. onderging vervolgens wijzigingen bij wet van 28 april 1835, Stbl. 10. Uiteindelijk traden de gewijzigde wet R.O. en de wetboeken in werking op 1 oktober 1838 (ingevolge het Koninklijk Besluit (KB) van 10 april 1838, Stbl.12 en het KB van 19 mei 1838). Het Hoog Nationaal Geregtshof werd vervangen door de Hoge Raad der Nederlanden en de provinciale gerechtshoven kwamen in plaats van de hoven van assisen. De negen provinciale gerechtshoven waren gevestigd in Groningen, Leeuwarden, Assen, Zwolle, Arnhem, Utrecht, Den Haag, Middelburg en Den Bosch. Naast de gerechtshoven werd in Amsterdam een criminele rechtbank voor het noordelijk deel van Noord-Holland ingesteld. De arrondissementsrechtbanken vervingen de rechtbanken van eerste aanleg en de rechtbanken van koophandel. De kantongerechten kwamen in plaats van de vredegerechten en rechtbanken van enkele politie. Handleiding voor de gebruiker: Strafzaken De weeklijstregisters (Archief Officier van justitie Haarlem 1940-1949 [hierna OJH] inv.nrs. 146-174 en 282-298) waren de basis voor de administratie van de strafzaken. In deze registers werden alle binnengekomen strafzaken onder een eigen W.L.- nummer ingeschreven. Van elke mutatie en/of elke van belang zijnde handeling werd in de weeklijstregister aantekening gehouden. Van iedere strafzaak werd een dossier gevormd, voorzien van het W.L.-nummer. De W.L.-registers voor economische strafzaken waren voorzien van een "E". De toegang op de binnengekomen strafzaken is een kaartsysteem waarin de verdachten op alfabetische volgorde staan (Archief OJH, inv.nrs. 19-145 en 177-281). Op een kaart staat het W.L.-nummer, met dit nummer kunnen gegevens omtrent betreffende persoon in het W.L.-register worden opgezocht. Met behulp van het W.L.-nummer kan tevens het dossier van een persoon (indien een vrijheidsstraf van meer dan een jaar is uitgesproken) worden opgezocht (Archief Arrondissementsrechtbank Haarlem 1940-1949 inv.nrs. 31-56 en 60). De nummering in de parketregisters van getransigeerde en geseponeerde zaken (Archief OJH, inv.nrs. 299-342) betrof parketnummers. Geschiedenis van de archiefvormende organen: In de wet van 22 december 1828, Stbl. 73, werd de rechterlijke indeling van de provincie Holland vastgesteld. Holland (noordelijk gedeelte) bestond uit drie arrondissementen. Haarlem was nog geen zelfstandig arrondissement maar viel onder het arrondissement Amsterdam. De wet trad pas op 1 oktober 1838 in werking. Met de wetswijziging van 1842 werd Noord-Holland met één arrondissement uitgebreid. Haarlem werd het vierde arrondissement. Het arrondissement Haarlem bestond uit drie kantons. Op 15 mei 1877 traden de wetten van 9 april 1877, Stbl. 74-78, in werking. Het rechtsgebied van het gerechtshof te Amsterdam werd opnieuw vastgesteld. Haarlem werd het derde arrondissement en bestond uit de kantons Haarlem, Zaandam, Purmerend en Haarlemmermeer. De wet van 17 november 1933, Stbl. 604, trad op 1 januari 1934 in werking en stelde opnieuw het rechtsgebied van het Gerechtshof Amsterdam vast. Het rechtsgebied bleef uit vier arrondissementen bestaan. In het arrondissement Haarlem werd het aantal kantons teruggebracht naar twee: Haarlem en Zaandam. Geschiedenis van de archieven: Het archief van de rechtbank is afkomstig uit het depot van het Rijksarchief Noord-Holland in Haarlem wat door de rechtbank wordt gehuurd. Door ruimtegebrek in het pand Jansstraat 77-85 is het niet mogelijk alle archiefbescheiden daar op te bergen. Het parket kampt niet met deze problemen en beheert al het archief in het eigen gebouw, het voormalig rijksarchief, aan de Jansstraat, nr. 46 en 46a. In 1945 was het rechtbankparket nog gevestigd in het pand Jansstraat nr. 81, hier waren ook de arrondissementsrechtbank en de griffie van de rechtbank gevestigd. In de onderbouw van het gerechtsgebouw bevonden zich bergruimten voor archieven, waarvan ook het parket gebruik maakte. Tevens werden gedeelten van de zolderruimte gebruikt voor het opslaan van registers. Het parket van de kantongerechten was gevestigd in het pand Jansstraat nr. 46. Dit parket was verdeeld in vier werkeenheden (afdelingen). Binnen zo'n werkeenheid werden alle voor de bewerking en afwerking van de zaken noodzakelijke werkzaamheden verricht. Elke werkeenheid had een eigen parketregister. Afdeling A omvatte de gemeenten Zandvoort, Bennebroek, Heemstede, Lisse, Hillegom, Haarlemmermeer en Aalsmeer. Van 15 augustus 1941 tot 10 augustus 1951 vielen de gemeenten Lisse en Hillegom onder het kanton Leiden. Geraadpleegde bronnen en literatuur: Beks, G. en Kaajan, H.J.Ph.G. Berecht en gestraft: een geschiedenis van de rechterlijke organisatie en de strafinstellingen, 1811-1993. 's-Gravenhage: Rijksarchief in Zuid-Holland, 1994
- Archieven Noord-Hollands Archief
- Archief
- 411
- NOB
- Categorie
- OAI-PMH set
- APEX
- Justitie en rechtspraak
Bij bronnen vindt u soms teksten met termen die we tegenwoordig niet meer zouden gebruiken, omdat ze als kwetsend of uitsluitend worden ervaren.Lees meer