Vrouwen in verzet. Een Utrechtse liquidatie
Het beruchte hoofd van de Utrechtse politie en NSB’er Gerardus Johannes Kerlen wordt op 3 september 1943 doodgeschoten door het verzet. De dader: de half-Joodse verzetsvrouw Truus van Lier. Verzet is niet alleen mannenwerk, veel vrouwen zijn nauw betrokken bij het verzetswerk.
Truus van Lier tussen 1940-1942
Nazificatie
Gerardus maakt jacht op Joden en verzetsmensen. Wanneer er weerstand ontstaat tegen het arresteren van Joden drukt hij dit snel de kop in en wordt het aantal NSB’ers binnen het korps vergroot. De agenten die weigeren Joden op te pakken duiken onder. Als straf worden hun families gearresteerd. Dit is waarschijnlijk de druppel die de emmer doet overlopen, Gerardus moet dood. Op weg naar huis wordt hij doodgeschoten door Truus.

Gerardus Johannes Kerlen
Zutphen, 3 augustus 1890 - Utrecht, 3 september 1943Benoemd tot hoofdcommissaris van de Politie Utrecht in Voorburg

Door Truus van Lier geliquideerd in Utrecht
Dader
Het verzetswerk van Truus begint klein. Ze heeft contact met Duitse officieren en NSB’ers om informatie los te krijgen, spioneert bij het vliegveld Soesterberg, werkt als koerierster en begeleidt Joodse onderduikers naar onderduikadressen. Ze leeft steeds meer een zwervend bestaan langs verschillende onderduikadressen. Ondanks deze maatregelen wordt de liquidatie van Gerardus haar fataal. De SD zet een beloning van 10.000 gulden op haar hoofd en ze wordt op 14 september gearresteerd. Truus wordt veroordeeld voor moord en naar Kamp Sachsenhausen afgevoerd. Ondanks dat er in principe geen vrouwen worden gefusilleerd, gebeurt dit toch op 27 oktober 1943 in dit Duitse kamp.

Truus van Lier
Utrecht, 22 april 1921 - Sachsenhausen, 27 oktober 1943Gearresteerd in Haarlem/op straat

Omgekomen in Oranienburg, Sachsenhausen
"Wel zijn al in de herfst van '43 twee vrouwelijke leden van de groep CS-6 : Geertruida van Lier en Reina Prinsen Geerligs, doodgeschoten, maar hun executie vond (..) niet in Nederland plaats maar in het concentratiekamp Sachsenhausen en er werd geen enkele publiciteit aan gegeven."
Verzetsfamilie
Truus' arrestatie heeft grote gevolgen voor haar familie. Oudere zus Wilhelmina is ook bij het verzet betrokken en vlucht met haar vriend via Frankrijk en Spanje naar Engeland. Zo weet ze te overleven. Nicht Trui van Lier redt via de Utrechtse crèche Kindjeshaven Joodse kinderen. Hier stopt ze direct mee en duikt onder.
Ondertussen probeert moeder Derkje Willemina van Lier-Wensink haar dochter vrij te krijgen. Na een bezoek aan de gevangenis wordt ze zelf gearresteerd en komt als gijzelaar in Kamp Vught terecht. Op 22 maart 1944 wordt ze naar Kamp Ravensbrück getransporteerd. Hier overlijdt ze op 17 januari 1945. Truus’ Joodse vader Willem Alexander Paul van Lier is dan al ondergedoken en overleeft in onderduik. Pas in juli 1946 kan het Rode Kruis hem vertellen dat zijn jongste dochter Truus omgebracht is.