Harke Douwe (Harry) Smits

SMITS (Harke Douwe, roepnaam Harry), geboren in Groningen op 27 mei 1922. Komende uit Schiedam vestigt het gezin Smits zich in de zomer van 1934 in Rotterdam. In maart 1939 overlijdt zijn vader en een paar maanden later verhuizen moeder en de kinderen naar de Willem Beukelszoonstraat in Spangen. Bij het vergisbombardement van de geallieerden op 31 maart 1943 wordt dit huis verwoest en worden zijn moeder en zussen onder het puin vandaan gehaald door een Duitse soldaat. Na een korte inwoning bij een zus, vindt het gezin nieuw onderkomen in de Johan de Meesterstraat nabij de Goudsesingel. Een tijdje voelt Harry minder sympathie voor de Engelsen. Bij de razzia van 11 november 1944 besluit Harry, in overleg met zijn moeder, om zich op te offeren. Na een nacht bij de Noorderbrug gestaan te hebben, wordt hij in colonne weggevoerd naar Gouda, begeleid door de huilende vrouwen van een aantal mannen. Van Gouda lopen ze naar Utrecht. Daar smeert Harry ‘m, zonder vooropgezet plan. Maar hij kan geen hulp en onderdak vinden en uit angst neergeschoten te worden, meldt hij zich bij een Duitser met het verhaal dat hij zijn groep kwijt is. Hij wordt ingezet als timmerman in de buurt van Arnhem. In opdracht van de Duitsers plundert hij huizen die door de bewoners zijn verlaten na de Slag om Arnhem. Na een aantal maanden, en ditmaal na een lange voorbereiding, ontsnapt hij met een groepje. Op een nacht, onderweg naar huis, worden ze opgepakt. De Duitse parachutisten willen de mannen fusilleren. Na mishandeld te zijn, kan het Harke niet meer schelen, hij is op een diep punt gekomen. Na plotselinge tussenkomst van een gearriveerde onderofficier worden ze vrijgelaten en dan keert het leven weer terug in Harry. Bij thuiskomst duikt hij onder bij een zus, tot aan de bevrijding. Na de oorlog trouwt hij met de vrouw die hij op een verjaardag van een schoonzus leert kennen.

Bron: Stadsarchief Rotterdam