Lambertus Leonardus Cornelis Verheijden

VERHEIJDEN (Lambertus Leonardus Cornelis, roepnaam Bob), geboren te Rotterdam op 28 december 1924, zoon van een Rotterdamse commissionair in granen en een Amsterdamse moeder. Hij woont met het ouderlijk gezin in de Rotterdamse wijk Blijdorp, op het adres Stadhoudersweg 94c. Hij negeert verschillende oproepen voor de Arbeidsdienst en tewerkstelling in Duitsland en wanneer hij twee keer wordt opgepakt wordt hij, na de nodige bemiddeling, snel weer vrijgelaten. Maar bij de razzia van 11 november 1944 is er geen ontkomen aan, hij wordt opgepakt en nog dezelfde dag op transport gesteld naar Würzburg. Bob is dan 19 jaar en student aan de Academie voor Beeldende Kunsten. Eind januari 1945 weigeren Bob, inmiddels 20 jaar, en 7 andere mannen bepaalde instructies op te volgen, waarop zij naar Pardubice in Tsjecho-Slowakije worden gebracht. De Duitsers willen hen dienst laten nemen in het leger, bij het onderdeel Flak. De mannen weigeren categorisch en worden teruggestuurd en komen terecht in een ten westen van Schweinfurt gelegen plaatsje. Wanneer de Lagerführer aldaar op 6 april 1945 zijn biezen pakt, krijgen de mannen het bevel het Lager in oostelijke richting te verlaten. Bob en zo’n 20 andere mannen willen niet naar Schweinfurt en rennen in de richting vanwaar zij denken dat de Amerikanen komen, en dan komen zij in granaatvuur terecht. Na veel omzwervingen verblijven zij op 8 april 1945 in de buurt van Schraudenbach, waar ze in een bos dekking zoeken vanwege een hevig granaatvuur. Daar wordt Bob in zijn onderbuik getroffen door een granaatscherf. Zijn maten krijgen van de Amerikanen een brancard om Bob op te halen. Zij zien dat hij wordt behandeld in een wagen van het Rode Kruis, maar daarna wordt niets meer vernomen van Bob. Pogingen van zijn vader om via de officiele kanalen informatie over Bob te verkrijgen, leveren niets op. Maar via een illegaal kanaal in Duitsland verneemt zijn vader in 1946 dat Bob is overleden. Hoewel in hetzelfde jaar te Rotterdam een overlijdensakte wordt opgemaakt, duurt het nog lang voordat de familie zekerheid verkrijgt dat de betreffende stoffelijke overschotten inderdaad van Bob zijn. Pas op 30 augustus 1951 kunnen zij Bob herbegraven op de Algemene begraafplaats Crooswijk te Rotterdam.

Bron: Stadsarchief Rotterdam