De Arbeiders Jeugd Centrale (AJC), opgericht in 1918 door de SDAP en het NVV, was een socialistische jeugdorganisatie met het doel de (arbeiders-)jeugd op te voeden en te ontwikkelen. Na de Duitse inval in mei 1940 besloot het hoofdbestuur in augustus 1940 de AJC op te heffen; ondergronds werden bepaalde activiteiten voortgezet. Na de bevrijding werd de AJC heropgericht en de organisatie bestond tot 1959.