Muts

De oorijzermuts is familie van de Hollandse hul en werd op zondag gedragen over de met zwart geborduurde ondermuts. Sinds 1910 is de oorijzermuts erg veranderd. Rond 1900 en daarvoor was de muts nog bescheiden van allure, maar langzamerhand werd hij hoe langer hoe groter en pronkender. De bocht is veel wijder en hoger geworden (tot wel 18 cm. boven het hoofd), en de "start" op de rug veel groter. Ook blijft er meer haar onbedekt. Een andere naam voor oorijzermuts was vroeger ook wel "startmuts". In de rouw blijft de bol van batist of neteldoek maar verder is de muts geheel van gaas vervaardigd en de kanten rand vervangen door een 7 cm. brede driedubbel gevouwen gaasstrook. De bol is van wit neteldoek, langs de lange voorrand een 17 cm. brede strook marlygaas die over 8 cm. driedubbel is genomen ter vervanging van het kant, het gaas is zwaar gesteven, aan de achterzijde loopt de strook door (=staart of start) en is daar zeer fijn geplisseerd, voor de zondag en voor in de rouw.