Jurk

Het daagse jurkje was vroeger veelal gemaakt van het zogenaamde jakjesgoed, (waar de vrouwenjakken van gemaakt worden). Rond 1940 werd veelal niet al te licht gekleurde wollen, katoenen of kunstzijden stoffen gebruikt. Deze stoffen zijn veelal effen, geruit of skotsich, of gestreept met enig bloemmotief. Het jurkje werd gedragen door kinderen (zowel jongens als meisjes), van een half tot drie jaar. Van rode wollen stof, wijd rokje is fijn gerimpeld aan het lijfje gezet, de "bessel" op het rokje wordt geaccentueerd door een zwart fluwelen bandje, het lijfje sluit aan de achterzijde met haken en ogen, de ronde halsuitsnijding met een wit kantje afgewerkt, de mouwtjes zijn geplooid en versierd met reepjes zwart fluweel en gouddraad, het lijfje de mouwtjes en de onderzijde van de rok zijn gevoerd met grijs linnen.