Ga direct naar: Hoofdnavigatie
Ga direct naar: Inhoud
Alle bronnen

Vierbannen van Duivelandpolder, 1612-1958 (1967)

1612 - 1967

Inleiding De polder "De vierbannen van Duiveland" was 2621 ha. groot en had een belastbare oppervlakte van 2360 ha. De naam de Vierbannen stond voor Nieuwerkerk, Ouwerkerk, Kapelle en Botland. Deze vier gebieden werden bannen genoemd, omdat de schout in deze gebieden het recht had te bannen, dat wil zeggen: hij kon ambtshalve gebieden en verbieden. In andere delen van ons land werden deze gebieden buurschappen genoemd, het bestuur in deze bannen had dan ook een typische buurschapsfunktie, namelijk de behartiging van de plaatselijke waterstaatszorg. Ook had men het beheer van de gemeenschappelijke buurschapsgronden, voorzover deze aanwezig waren. De zorg voor de waterstaatsaangelegenheden ging uiteindelijk naar de Vierbannenpolder. De zorg voor andere maatschappelijke aangelegenheden kwam terecht bij de gemeenten Nieuwerkerk en Ouwerkerk. Als gevolg van de gemeentelijke herindeling van 1960 is dat de gemeente Duiveland geworden. De polder grensde in het noorden aan het Dijkwater, in het oosten aan de polders Ooster- en Sirjansland, Groot-Beyeren en Klein-Beyeren, in het westen aan de Gouweveerpolder, Alteklein, Bettewaarde en de Jongepolder en in het zuiden aan de Oosterschelde. De bewoning van de polder is van het zuiden naar het noorden gegaan, de ligging van Ouwerkerk en Nieuwerkerk wijst hierop. De polder is de grootste en oudste van het eiland Duiveland. Op 19 oktober 1206 werd er een verdrag gesloten over de verdeling van Holland en Zeeland tussen Graaf Willem I en de Graaf van Loon. In dit verdrag was er al sprake van de Vierbannen van Duiveland. Tegen het einde van de 13e eeuw waren de Vierbannen in het bezit van de heren van Cats. In 1558 werd de polder na de dood van Maximiliaan van Bourgondië verkocht aan de stad Zierikzee voor f 39.570,-. In 1725 werd de polder echter weer verkocht door de stad Zierikzee en wel aan Maria Nagtegaal, weduwe van Johan van Mandere, burgemeester van Vlissingen in de jaren 1719 en 1720. De polder werd overgedragen voor f 83.500,-. Op 9 oktober 1763 deed zich een ernstige dijkval voor aan de zuidzijde van de polder, waarbij de zeedijk ternauwernood gered kon worden. Deze dijk is echter in 1787 toch nog bezweken, maar het water werd tegengehouden door een inlaagdijk, die tussen 1763 en 1787 gebouwd was en die thans nog de tegenwoordige zeedijk is. Ook in de 19e eeuw deden zich aan de zuidzijde dijkvallen voor. Een van de grootste vond plaats op 7 januari 1892, waarbij 831.500 m3 zand verplaatst werd. De oostelijke hoek van de kruin van de Zuidbout viel weg. Bijna 6 ha. voorland verdween onder water. De kosten van het herstel van de oever bedroegen in 1892 f 49.523,- en in 1893 f 32.760,-. In 1920 en 1958 waren er weer dijkvallen aan de Zuidbout. Die van 1958 was echter te wijten aan een onderzeese val ten gevolge van de instabiliteit van het aangezande materiaal op de oever voor het westelijke sluitgat van de in 1953 geïnundeerde polder. Aan de noordzijde van de polder was er geen sprake van grondverlies. In 1607 werd de zeesluis bij Viane aan de Oosterschelde vernieuwd, waardoor de Vierbannen, Ooster- en Sirjansland moesten sueren (uitwateren), in 1611 werd dan ook een suatiecontract gesloten, waarbij de Vierbannenpolder 2/3 van de onderhoudskosten betalen moest. Op 16 augustus 1797 begon het bestuur van de polder te klagen over de drukkende onderhoudskosten. De polder werd dan ook vrijgesteld van de financiële lasten voor de sluis. In 1788 geschiedde de suatie van de polder via de Stevenssluis bij het Dijkwater in het noorden van de polder, dit was echter niet voldoende en in 1857 werd er dan ook aan de zuidzijde van de polder een sluis bijgebouwd, namelijk de Scheldesluis. Deze is na de ramp van 1953 afgebroken. In 1878 vond er nog een belangrijke gebeurtenis voor de polder plaats, wat waterstaatswerken betrof, namelijk de bouw van het stoomgemaal bij Stevenssluis in het noorden van de polder. Dit gemaal vergde een uitgave voor de polder van f 76.796,-. In 1933 werd dit stoomgemaal vervangen door een dieselgemaal. Dit gemaal bleef in werking tot 1957. De polder was in 1940 reeds een ruilverkavelingsobject, maar dat kon door de oorlogsjaren niet worden uitgevoerd. In 1951 begon men dan eindelijk met de ruilverkaveling, maar deze werd onderbroken door de watersnoodramp van 1953. Door deze ramp had de polder het zeer zwaar te verduren. In de noordelijke bedijking ontstond een grote bres en ten zuiden van Ouwerkerk ontstonden er drie grote bressen in de zuidelijke bedijking. Ook kwam er water de polder binnen via de overstroomde Gouweveer- en Zelkepolder. Door de grote bressen ten zuiden van Ouwerkerk liepen de dorpen Ouwerkerk en Nieuwerkerk onder. Er ontstond grote materiële schade aan gebouwen en land. In Ouwerkerk verdronken 90 mensen en Nieuwerkerk werd een van de zwaarst getroffen dorpen in het Rampgebied met 288 slachtoffers. Na de ramp begonnen de herstellingswerkzaamheden. De gaten bij Ouwerkerk waren het moeilijkst te sluiten. Het kleinste gat kon men spoedig sluiten, maar met de andere twee vlotte het niet zo erg. Om deze gaten zo goed mogelijk te kunnen dichten, besloot men te gaan werken met een ringdijk. De eerste poging om de gaten te sluiten mislukte door een zomerstorm, men kreeg de werkelijke opening wel dicht, maar bij het gat aan de oostzijde werd de sluiting een mislukking. Pas bij de tweede poging lukte de sluiting, doordat men aan de oost- en westzijde verbindingsdijken aanlegde tussen de ringdijk en de oude dijk. De sluiting werd voorbereid in de grootste breuk van de Vierbannenpolder, deze werd met vier sluitcaissons afgesloten. Op 6 november 1953 was de zaak dicht. De toppen van de sluitcaissons komen nog steeds boven de kruin van de dijk uit. Erachter ligt thans een natuurgebied. Na 1953 werd het grondgebied van de polder ingedeeld in het herverkavelingsplan van Schouwen-Duiveland en is sindsdien niet meer veranderd. De polder "De Vierbannen van Duiveland" was een vrije waterkerende polder. Het algemeen bestuur van de polder bestond uit het college van dijkgraaf en ingelanden. Dit college had de wetgevende macht in de polder, gaf verordeningen uit en moest de werkzaamheden van het dagelijks bestuur goedkeuren. Het stelde ook de begroting en de rekening (voorlopige vaststelling) vast. Geschiedenis van het archief en de verantwoording van de inventarisatie De oudste archiefbescheiden in het archief van de polder dateren uit de 17e eeuw. Het zijn enkele stukken uit de tijd, dat het stadsbestuur van Zierikzee ambachtsheer was. Van het archief was een concept-inventaris gemaakt door C. Postma. Uit het archief is vernietigd volgens de lijst van vernietiging van officiële waterschapsstukken van 28 september 1966. Het archief werd tot 1959 door de ontvanger-griffier van de polder beheerd. In vroegere tijden zullen de archiefbescheiden wel bij deze funktionaris thuis hebben berust. In de oorlogsjaren 1940-1945 is het archief opgeborgen geweest in de archiefkluis van de gemeente Nieuwerkerk. Wat de ordening der bescheiden in de loop der eeuwen betreft, kan nog het volgende worden opgemerkt. Aangenomen moet worden, dat vele bescheiden uit de 16e, 17e en 18e eeuw verloren zijn gegaan. Met het ordenen van de correspondentie neemt men eerst in 1823 een aanvang. De correspondentie wordt chronologisch per kalenderjaar bijeengehouden. Dit systeem hanteert men tot 1959. In inventarisnummer 83 wordt vermeld dat de ingekomen en uitgaande stukken over de jaren 1928-1938 verloren zijn gegaan. Een reden voor dit verlies wordt niet opgegeven. Vanwege het verlies wordt er uit het archief niet meer vernietigd. Het schema van de inventaris is opgemaakt aan de hand van het algemeen indelingsschema voor een polderarchief, afkomstig van de provinciale inspektie der gemeente- en waterschapsarchieven te Zuid-Holland. Voor de samenstelling van deze inleiding is gebruik gemaakt van: V. d. Aa, A. J., Aardrijkskundig woordenboek der Nederlanden, deel XI, Gorinchem, 1848. Beekman, A. A., Het Dijk- en Waterschapsrecht in Nederland voor 1795, deel I en II, 's-Gravenhage, 1905. V. Empel, M. en Pieters, H., Zeeland door de eeuwen heen, deel l en 2, Middelburg, 1935, 1959. Kuyper, J., Gemeenteatlas van Nederland, deel 5, Leeuwarden, 1866. Magendans, J. F., ed., Provinciale almanak voor Zeeland, Middelburg, 1920. de Monté Ver Loren, J. P., Spruit, J. E., Hoofdlijnen uit de ontwikkeling der rechterlijke organisatie in de Noordelijke Nederlanden tot de Bataafse omwenteling, Deventer, 1972. Stuvel, H. J., Het Deltaplan, Amsterdam, 1962. Wilderom, M. H., Tussen afsluitdammen en deltadijken, deel II, Middelburg, 1964. Groeneveld, S., Leeuwenberg, H. P. H., Mout, N., Zappey, W. M., De kogel door de kerk?, Zutphen, 1979.

Organisatie
Collectie
  • Archieven Zeeuws Archief
Type
  • Archief
Identificatienummer van Zeeuws Archief
  • 3355
Trefwoorden
  • Verkeer en Waterstaat
Disclaimer over kwetsend taalgebruik

Bij bronnen vindt u soms teksten met termen die we tegenwoordig niet meer zouden gebruiken, omdat ze als kwetsend of uitsluitend worden ervaren.Lees meer

Ontvang onze nieuwsbrief
De Oorlogsbronnen.nl nieuwsbrief bevat een overzicht van de meest interessante en relevante onderwerpen, artikelen en bronnen van dit moment.
WO2NETMinisterie van volksgezondheid, welzijn en sportVFonds
Contact

Vijzelstraat 32
1017 HL Amsterdam

info@oorlogsbronnen.nlPers en media
Deze website is bekroond met:Deze website is bekroond met 3 DIA awardsDeze website is bekroond met 4 Lovie awards