Memoires Louis Frans Otto (roepnaam Frans)
Documenten Louis Frans Otto (roepnaam Frans) over zijn tijd bij de Koninklijke Nederlandsche Hoogovens en Staalfabrieken IJmuiden, tijdens de Bezetting en daarna bij het het Commissariaat-Generaal voor de Nederlandse Economische Belangen (In de praktijk werd vooral een korte Engelse naam gehanteerd: het Commissariat General Recuperation (CGR)) Persbericht over deze collectie April 2014: (kleine wijzigingen in mei 2014) De Nederlandse Monuments Men Het Nationaal Bevrijdingsmuseum 1944-1945 ontving recent een bijzondere collectie documenten en objecten van het Commissariat General Recuperation (CGR), een organisatie die direct na de oorlog gestolen Nederlandse goederen uit het verslagen Duitsland terughaalde. Daarbij werden regelmatig ook persoonlijke souvenirs meegenomen. Het hoofd van de CGR kwam daardoor in het bezit van een doos sigaren vervaardigd speciaal voor de tweede man van nazi Duitsland na Hitler: Reichsmarschall Hermann Göring. Ook kreeg hij een editie van Mein Kampf uit het ‘Braunes Haus’, het hoofdkwartier van de NSDAP in München. De stukken zijn nu te zien in het Bevrijdingsmuseum in Groesbeek. “Nederland zal herrijzen. Het tempo van het herstel van Nederland is echter in hooge mate afhankelijk van hetgeen van het geroofde Nederlandsche bezit is te achterhalen, zoomede van het moment, waarop dit bezit in de Nederlandsche samenleving terugkeert. Het opsporen en vrijgeven van het nog in Duitschland aanwezige Nederlandsche bezit is een aangelegenheid die geheel onder controle van Amerika, Engeland, Frankrijk en de Sovjet Unie staat. Moge de restitutie van dit bezit door de medewerking van deze bondgenoten zo spoedig mogelijk tot een goed einde worden gebracht.” Zo stond in 1947 te lezen in het boekje ‘Roof, Restitutie, Reparatie’ uitgebracht door het ministerie van Economische Zaken. Nederland had veel verloren: Kunstschatten maar ook treinen, diamanten, schepen en de inhoud van hele fabrieken waren naar Duitsland vervoerd tijdens de bezetting. Anders dan dit citaat doet vermoeden wachtte Nederland niet passief tot de geallieerden deze materialen kwamen terug brengen. Honderden Nederlanders werkten hard aan de terugkeer van het gestolen goed. Hiervoor was in april 1945 het Commissariaat-Generaal voor de Nederlandse Economische Belangen in Duitsland opgericht. In de praktijk werd vooral een korte Engelse naam gehanteerd: het Commissariat General Recuperation (CGR). Ir. Louis Frans Otto had de leiding over deze afdeling van november 1945 tot de opheffing van de CGR in 1949. Zijn collectie biedt een unieke kijk in de geschiedenis van de CGR. Louis Frans Otto Ir. Louis Frans Otto was bedrijfsingenieur bij de Koninklijke Nederlandsche Hoogovens en Staalfabrieken IJmuiden en coördineerde voor de oorlog de constructie van diverse bedrijfsonderdelen en fabrieken. Tijdens de oorlog zag hij hoe het bedrijf onder leiding van de bezetter kwam en hoe machines naar andere fabrieken in Nederland en Duitsland werden vervoerd om daar te worden ingezet in de oorlogsindustrie. Waaronder de hele gloednieuwe platenwalserij van de Nederlandsche Hoogovens. Na de oorlog raakte hij in contact met de CGR om die fabriek en andere verdwenen middelen op te sporen. De CGR zocht een organisatie-talent dat namens de hele Nederlandse industrie kon optreden en in augustus 1945 trad Ir. Louis Frans Otto in dienst bij de CGR als hoofd van de afdeling Industrie. Twee maanden later werd hij hoofd van de hele CGR. Ieder die toetrad tot de CGR had of kreeg een militaire rang. Otto werd reserve kolonel. Als commandant coördineerde hij het opsporen, vrijgeven en naar Nederland transporteren van de gestolen goederen. Bij kleine bedrijven bleef het niet. Grote bedrijven zoals Philips, Shell en Unilever klopten ook bij Otto aan om hun fabrieken en gestolen voorraden terug te krijgen. Grote ondernemers leverden een eigen werknemer voor de staf van de CGR. Bij de recuperatie verdween er ook wel eens wat. Er was zo weinig bekend over welke schatten zich nog in Duitsland bevonden dat het niet moeilijk was voor officieren om materiaal achterover te drukken. Otto keurde dit af maar kon vaak weinig doen om dit te voorkomen. Controleren was nauwelijks mogelijk en er moest vooral doorgewerkt worden want er was heel veel te repatriëren. Een aantal officieren vond een kistje sigaren vervaardigd speciaal voor Hermann Göring. Deze gaven zij aan kolonel Otto. Ook leerde Otto snel hoe hij de effectiviteit van zijn officieren groter kon maken: door ze bij iedere tocht naar Duitsland twee flessen Night Cap jenever mee te geven die konden worden ingezet als relatiegeschenken. De CGR had diverse afdelingen, zoals Industrie, Spoor- en Tramwegen, Scheepsvaart, Haveninstallaties etc. En de afdeling Kunstschatten. Hier werkten kunstexperts die zich inzetten voor het terugkeren van Nederlandse kunstschatten. Bij de kunstafdeling werkten een groot aantal mensen onder het bevel van Luitenant Kolonel A.P.A. Vorenkamp. In juni 1946 kreeg Frans Otto ter gelegenheid van zijn 42ste verjaardag van Vorenkamp een presentje: een Mein Kampf die was ‘bevrijd’ uit de collectie van het hoofdkwartier van de NSDAP, ‘Het Braunes Haus’. Ook dit cadeau bewaarde hij. Het Braunes Haus München werd door de nationaalsocialisten de ‘hoofdstad van de beweging’ genoemd en het was hier dat de NSDAP zijn grote bestuurscentrum bouwde, met gebouwen zoals Hitlers persoonlijke kantorencomplex ‘het Führergebouw’, de bestuurskantoren van de nazi’s en het Museum voor Duitse Kunst. Ook het hoofdkwartier van de NSDAP was hier gevestigd en had de bijnaam het ‘Braunes Huis’. In januari 1945 werd het Braunes Haus verwoest door een geallieerd bombardement. Daarvoor was het al twee maal eerder getroffen tijdens geallieerde bombardementen en veel van de partijadministratie was al overgebracht naar aangrenzende kantoren. Toen München in Amerikaanse handen viel verzamelden soldaten de kunstschatten, politieke documenten en andere belangrijke nazi-bezittingen op het ‘München Central Collecting Point’ in het Führergebouw. Ook door de Amerikanen gevonden kunst van buiten München werd hier naar toe gebracht. In oktober 1945 arriveerde hier de eerste afgevaardigde van de sectie ‘Monuments, Fine Art and Archives (MFAA)’ van het geallieerde leger. De MFAA was de geallieerde grote broer van de Nederlandse afdeling kunstschatten van de CGR. De daden van de mannen en vrouwen van deze afdeling zijn recent vereeuwigd in de film ‘The Monuments Men’. De ‘Monuments Man’ die in oktober 1945 in München arriveerde was een Nederlander die zowel voor de MFAA als de CGR werkte: Phons Vorenkamp. Phons Vorenkamp, een ‘Monuments Man’ Alphonsus Petrus Antonius “Phons” Vorenkamp, geboren in Groningen, was professor in Noord-Europese kunst aan Smith College Massachusetts in de Verenigde Staten en specialiseerde zich in de Nederlandse en Vlaamse meesters. In 1942 en 1943 diende hij in het Amerikaanse leger en in mei 1945 werd hij geworven voor het CGR om Nederlandse kunstschatten op te sporen. Hij kreeg de rang van Luitenant Kolonel en vestigde zich in oktober 1945 in München om de kunst van het München Central Collecting Point te onderzoeken. Hier bleef hij tot mei 1946 en richtte zich o.a. op de kunstverzamelingen van Hitler en Goering. In het Führergebouw en de omliggende panden bevonden zich echter niet alleen kunst maar ook de politieke documentatie van de NSDAP uit het Braunes Haus. In juni 1946 zat Vorenkamp’s taak in München er op. Terug in Nederland gaf hij kolonel Otto de Mein Kampf uit de collectie van het Braunes Haus. In de zomer van 1946 werd Phons Vorenkamp Ridder in de orde van de Nederlandse Leeuw voor zijn verdiensten bij het redden van de Nederlandse kunstcollecties in Duitsland. Daarna organiseerde hij een door de Verenigde Staten reizende tentoonstelling van de teruggevonden Nederlandse kunst. In 1947 werd hij directeur van het Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam. Tenslotte werd hij in 1949 directeur van het Museum van Oudheden voor de Provincie Groningen. Hij overleed in 1953. De geschiedenis van Nederlandse ‘Monuments Men’ van de vergetelheid gered Toen het CGR in 1949 werd opgeheven ging kolonel Otto werken voor de net opgerichte Internationale Ruhr-Autoriteit (IAR). Daarna werd hij directeur van de Willem Smit & Co Transformatorenfabriek in Nijmegen. In maart 2014 schonk zijn zoon de Mein Kampf, de sigaren en de dossiers van zijn vader aan het Nationaal Bevrijdingsmuseum 1944-1945. Voor het museum vormen ze een bijzondere aanwinst. Niet alleen omdat de sigaren en de Mein Kampf topstukken uit de geschiedenis van het nationaalsocialisme zijn maar ook omdat de documentatie en een groot fotoboek over de CGR een schat aan informatie bieden over een nauwelijks bekend aspect van de wederopbouw. De terugkeer van Nederlandse kunstschatten en het herstel van de Nederlandse economie heeft veel te danken aan de inzet van deze Nederlandse ‘Monuments Men’ wiens namen en verhalen nu van de vergetelheid gered kunnen worden. Literatuur: -Adreas Heusler, Das Braune Haus. Wie München zur Hauptstadt der Bewegung wurde (München 2008). -Julian Roseveldt e.a., Bürokratie und Kult. Das Parteizentrum der NSDAP am Köningsplatz in München (Berlijn 1995). -Richard Bauer e.a., München – Haupstadt der Bewegung (München 2002). Bronnen: -E. van Konijnenburg, Roof, Restitutie, Reparatie (Den Haag, 1945). -Collectie dhr. L.F. Otto, archief Nationaal Bevrijdingsmuseum 1944-1945. -Bronnenmateriaal vrijgegeven via http://www.monumentsmen.com
- Collectie Otto
- document
- Schriftelijke bronnen
- 11.30.2
Bij bronnen vindt u soms teksten met termen die we tegenwoordig niet meer zouden gebruiken, omdat ze als kwetsend of uitsluitend worden ervaren.Lees meer