Amsterdam, plaquette op het voormalige LIRO-bankgebouw
De plaquette op het voormalige LIRO-bankgebouw in Amsterdam herinnert de inwoners aan deze roofinstelling die de joodse bevolking tijdens de bezettingsjaren stelselmatig ontdeed van al haar bezittingen. In augustus 1941 werd door de bezetter in het kantoorgebouw van de Amsterdamse Bank aan de Sarphatistraat in schijn een bijkantoor opgericht van de joodse bankiersfirma Lipmann, Rosenthal en Co (LIRO). De joodse bevolking was verplicht hier haar effecten en contanten in te leveren en tegoeden naar LIRO over te schrijven. Vanaf 1942 moest men ook levensverzekeringen, sierraden en kunstvoorwerpen afstaan. Moeilijk op te sporen waardeobjecten als goud en diamanten werden alsnog ontfutseld door joden schijnbaar de mogelijkheid te geven hun deportatie tot nader order te vermijden, of recht op emigratie te verkrijgen. Na inlevering van de goederen bleek echter dat deportatie onvermijdelijk was. In 1953 werd er van overheidswege overgegaan tot rechtsherstel. Dit was echter niet volledig. Aan het eind van de jaren negentig werd dit rechtsherstel weer opgepakt door de overheid, banken, verzekeringen en de beurs. De aanleiding hiertoe was de vondst van het LIRO-archief, door een kraakwacht in een pand op de Herengracht in Amsterdam. Historicus Lipschits was al jarenlang op zoek naar dit archief. De reacties van joods Nederland op deze vondst waren heftig, gezien het feit dat het archief zeer nonchalant was behandeld én was achtergelaten door het agentschap van het ministerie van Financiën. Hierbij kwam ook nog dat er joodse eigendommen, restanten van de LIRO-inboedel, verloot en onderhands verkocht waren door de medewerkers van het agentschap. In dezelfde periode werd ook bekend dat er grote bedragen van joodse oorlogsslachtoffers op Zwitserse bankrekeningen waren achtergebleven, die nooit aan de rechthebbenden waren vergoed. Na onderzoek van de Nederlandse commissie Scholten bleek dat de toenmalige vertegenwoordiger van het beurswezen, de Vereniging voor de Effectenhandel, tijdens de bezetting en daarna in strijd met het rechtsgevoel had gehandeld en bij het effectenrechtsherstel ernstig in gebreke was gebleven. Er werd onderhandeld met het Centraal Joods Overleg (CJO) en de Stichting Platform Israël (SPI) over een definitief, volledig rechtsherstel. De Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) sloot een overeenkomst over teruggave van de niet-opgevraagde, achtergebleven banktegoeden van joodse slachtoffers en over vergoeding van de voordelen die de banken hebben genoten bij de transacties die niet hadden mogen plaatsvinden. In 2000 kwam de opvolger van de Vereniging voor de Effectenhandel, de Amsterdam Exchange Index, samen met de NVB, de CJO en de SPI tot een besluit over compensatie ter afronding van het rechtsherstel. De Vereniging voor de Effectenhandel en de Amsterdam Exchange Index publiceerden een spijtbetuiging. Het overleg heeft uiteindelijk geleid tot een vergoeding van 264 miljoen gulden aan de joodse gemeenschap. Oprichting De oprichting van het monument was een initiatief van de Nederlandse Vereniging van Banken, het Centraal Joods Overleg en de Stichting Platform Israël. Onthulling Het monument is onthuld op 26 mei 2003 door drs. R.N. Naftaniel.
- Aannemer J. van den Marel bv
- Oorlogsmonumenten
- monument
- 2969
- Vervolgden Nederland
- Plaquette
Bij bronnen vindt u soms teksten met termen die we tegenwoordig niet meer zouden gebruiken, omdat ze als kwetsend of uitsluitend worden ervaren.Lees meer