Amsterdam, plaquette in de Universiteit van Amsterdam
De plaquette in de Universiteit van Amsterdam is opgericht ter nagedachtenis aan de studenten, hoogleraren en het personeel van de Universiteit van Amsterdam die tijdens de bezettingsjaren door oorlogshandelingen om het leven zijn gekomen. In juni 1940 sprak Radio Bremen over 'de joodse en communistische Universiteit van Amsterdam' als 'de grootste rotte plek van Amsterdam die met bekwame spoed opgeruimd diende te worden'. Ondanks deze bedreiging werd het academische jaar in september 1940 als altijd geopend met een rectorale rede, gehouden door professor J.J. van Loghem. In maart 1942 pleitte een deel van de senaat van de universiteit voor sluiting, maar dit zou als gevolg hebben dat de bijna vierduizend studenten opgeroepen zouden worden voor de Arbeitseinsatz in Duitsland. Om deze reden werd van sluiting afgezien. Het verzet onder de studenten was groot. Het illegale studentenblad De Vrije Katheder, opgericht door Bertus Willebrandts, Bart Rizouw en Tilly de Vries, riep na de razzia's van februari 1941 op tot een staking. Een maand later werd Tilly de Vries opgepakt door de bezetter en naar Auschwitz gedeporteerd, alwaar zij om het leven is gekomen. Studenten Jur Haak, Piet Meerburg, Wouter van Zegveld en Tineke Haak zetten zich in voor joodse kinderen en zochten onderduikadressen voor hen, met medewerking van het Utrechts Kindercomité. In de zomer van 1942 brachtten zij 150 kinderen onder. De student Arend Hijner bracht neergestorte geallieerde piloten in veiligheid door hen complete uitrustingen, uniformen en papieren van onder andere de Wehrmacht en de SS te verschaffen. Hijner werd in januari 1945 gefusilleerd door de bezetter. Op 5 februari 1943 werd er een aanslag gepleegd op generaal Seyffardt. Voor de bezetter was dit dé aanleiding om op te treden tegen de Amsterdamse studenten. De Grüne Polizei deed op 6 februari een inval in collegezalen, bibliotheken en laboratoria van de Universiteit van Amsterdam. Vijfhonderd studenten werden hierbij opgepakt en afgevoerd naar kamp Vught. De Nederlandse autoriteiten zorgden ervoor dat de studenten weer vrij kwamen, maar in ruil hiervoor moesten alle studenten van de universiteit een loyaliteitsverklaring tekenen. Degenen die weigerden te tekenen, moesten naar Duitsland. Op 10 februari waren er ruim zeshonderd handtekeningen binnen. De weigeraars moesten zich melden bij het Koloniaal Instituut. Vierhonderd studenten voldeden aan deze oproep en werden in Duitsland tewerkgesteld. Vanaf 23 oktober 1941 verordende de bezetter dat joden geen lid meer mochten zijn van verenigingen en stichtingen zonder economisch doel. Uit protest hieven verschillende studentenverenigingen zich op. De studentenvereniging SSRA wilde het werk alleen opschorten, maar dit werd niet geaccepteerd door de studenten. Een van hen was Joop den Uyl. Deze zei tijdens een vergadering: 'Een punt, waarop iedereen aan zijn klompen aanvoelt: nu kan het niet langer, komt nooit. Dat behoort tot de fabeltjes van de zondagsschool. Nú is er een punt waar we na vele capitulaties nog een gebaar van solidariteit met onze joodse studenten kunnen maken'. Het aantal opzeggingen was vervolgens zo groot dat de studentenvereniging ophield te bestaan. In totaal zijn er tijdens de bezettingsjaren 234 studenten en 27 personeelsleden door oorlogshandellingen om het leven gekomen. Onthulling Het monument is onthuld op 4 mei 1950.
- Oorlogsmonumenten
- monument
- 2965
- Verzet Nederland
- Plaquette
- Burgerslachtoffers
Bij bronnen vindt u soms teksten met termen die we tegenwoordig niet meer zouden gebruiken, omdat ze als kwetsend of uitsluitend worden ervaren.Lees meer