Papendrecht, oorlogsmonument
Het oorlogsmonument in Papendrecht is opgericht ter nagedachtenis aan alle medeburgers die in de Tweede Wereldoorlog of tijdens koloniale oorlog in Indonesië in het voormalige Nederlands-Indië door oorlogshandelingen zijn omgekomen. In de crisisjaren voor de oorlog was Papendrecht een bescheiden dorpje met 5.535 inwoners. Omdat in 1939 de dreiging van oorlog toenam, werd het leger in verhoogde staat van paraatheid gebracht. Velen koesterden tevergeefs de hoop dat Nederland neutraal zou blijven. Op 10 mei 1940 was de Papendrechter Teun van der Linden ooggetuige van een luchtaanval van de bezetter: ''s Morgens heel vroeg werd ik wakker van een vreemd geluid; toen ik op de zolder van het Oude Veer 22 uit bed stapte en uit het raampje keek, zag ik in de lucht her en der verspreid ronde donkere wolkjes van uiteenspattende granaten van het luchtafweergeschut. Vliegtuigen vlogen over: grote vliegtuigen en vrij laag, met zwarte kruisen erop! Iedereen was nu op. Vlug kleedde men zich aan en ging naar buiten: de buurt kwam bijeen. "Zou het...? Nee, het zal wel een vergissing zijn." Toen weer naar binnen en de radio aan. Even later klonk de stem van onze koningin Wilhelmina. In een zéér felle toespraak hekelde zij de Duitse inval en riep haar landgenoten op moedig te zijn en te blijven strijden voor de overwinning. Het was dus waar, het was oorlog.' Toen enkele dagen na de inval het bombardement op Rotterdam plaatsvond en Nederland capituleerde, bereidden de inwoners van Papendrecht zich voor op het ergste. Er werden zandzakken gesleept. Grote ramen werden afgeplakt met stroken plakband, zodat de kans geraakt te worden door rondvliegende scherven werd beperkt. Veel kelders werden gestut met metalen stempels en er werd gewerkt aan schuilplaatsen en geheime bergplaatsen. Ook werden in allerijl twee noodhospitalen ingericht. Op de torens van de brandweerkazerne en de Grote Kerk stonden sirenes om inwoners te waarschuwen wanneer er vliegtuigen in aantocht waren. Al gauw verschenen publicaties waaruit bleek dat alle bevelen van de bezetter strikt moesten worden opgevolgd. In Papendrecht werden niet alleen evacués en Nederlandse militairen ondergebracht, ook particulieren waren verplicht onderdak te bieden aan Duitse soldaten en officieren. De officiële nieuwsvoorziening was al spoedig onder de invloed van de Duitse propaganda. In alle toonaarden werd geschreven over de overwinningen van de bezetter. Nederlandse kranten gingen gebukt onder een zware censuur. Voor informatie over de geallieerden en het vorstenhuis was men afhankelijk van de illegale pers en Radio Oranje. Ook de heer Van der Linden herinnert zich het belang van de radio: 'Om het moreel hoog te houden luisterden wij naar de Engelse zender, waarop op gezette tijden een Nederlandse uitzending was, met veel nieuws en bemoedigingen. De uitzending begon altijd met dezelfde tune: té-té-té-tééé. Het begin van de 5e Symfonie van Beethoven. Daarna klonk het vertrouwde "Hier radio Oranje..." Wij hebben de héle oorlog naar deze zender kunnen luisteren.' Naarmate de oorlog verstreek, ontstond er een toenemend gebrek aan levensmiddelen en andere voorzieningen, zoals brandstof. Mevrouw M. Blokland-Gortemöller woonde met haar toenmalige echtgenoot M.P. Zock en drie kinderen aan de Weteringsingel op het Zand toen de oorlog uitbrak. Haar man had een melkwijk in Dordrecht: 'Er was nog helemaal geen gebrek die eerste tijd. De scholen begonnen weer. Alles ging eigenlijk zijn gewone gang. Pas na twee jaar werd het allemaal wat minder. De melktoevoer stagneerde, dus mijn man ging minder verdienen. Hij deed wat karweitjes voor boeren langs de rijksweg die hem betaalden in natura. [...] Wij teelden groenten in het tuintje achter ons huis en hielden kippen. [...] We kochten een kist appelschillen en lieten die bij de bakker drogen op de oven. Het laatste jaar werden suikerbieten in ons voedselpakket opgenomen. Meestal werd er stroop van gemaakt, maar ze werden ook veel rauw gegeten. Die bieten werden op den duur in zulke grote hoeveelheden gebruikt dat ze op de bon kwamen.' Langzaamaan ontstond in Papendrecht een groep van circa tien mensen die zich middels kleinschalige acties tegen de bezetter verzetten. Dokter Cornelis Fredrik Rietveld was de drijvende kracht achter deze verzetsgroep. Aanvankelijk beschikte de groep over een beperkt aantal wapens. Maar toen er in de zomer van 1944 boven de Alblasserwaard een wapendropping plaatsvond, werd hun wapenarsenaal aanzienlijk uitgebreid. Verzetsman Fred Roepert herinnert zijn tijd in het verzet als volgt: 'Van melkrijder P. Besemer, die bij de vrijwillige brandweer zat, hoorde ik nog wel eens nieuwtjes. Hij vroeg mij, ik denk dat het 1943 was, op een keer of ik voor de ondergrondse wilde werken. Zo kwam ik bij het verzet. Wij waren eerst een soort knokploeg; wij gingen oefenen bij de zandzifterij van Verdoorn. Onze wapens, Brens en stenguns, vervoerden wij in zakken met aardappelen. [...] Dokter Rietveld was het brein achter de verzetsgroep. Hij had op zijn beurt weer contacten met het verzet in Dordt. [...] De eerste opdracht die ik van hem kreeg, was een Amerikaanse piloot uit Hendrik Ido Ambacht naar een nieuw onderduikadres brengen. [...] Ik had ook contact met Jan Vink. Opdrachten kreeg ik van hem, of rechtstreeks van dokter Rietveld. Die opdrachten liepen zeer uiteen. Wij moesten bijvoorbeeld regelmatig melk gaan stelen, die voor de Duitsers bestemd was. Dan kon de dokter die melk weer geven aan zijn patiënten.' In de laatste oorlogsjaren konden de Papendrechters op de bon eten halen bij de vliegtuigfabriek van Aviolanda (een voorloper van Fokker). In de kantine werd een centrale keuken ingericht waar vooral stamppot en soep werd gekookt. Er waren diverse uitdeelposten. In de hongerwinter deden de mensen van alles om te overleven. Mevrouw Blokland herinnert zich de hongertochten naar het platteland nog goed: 'Er werd van alles geruild om aan eten te komen. Sommige boeren hebben daar misbruik van gemaakt. Ik ben zelf nog wel eens met de fiets aardappels gaan halen bij Slot Loevestein. Dat was best een hachelijke onderneming. Je had op den duur eigenlijk alleen nog aandacht voor eten en drinken.' Honger en angst beheersten het leven van alledag. In het najaar van 1944 werd het Zand opgeschrikt door een bombardement. Mevrouw Blokland: 'Er vielen bommen op de wijk, die waarschijnlijk voor Dordrecht bedoeld waren. Enkele huizen werden geheel verwoest. Gelukkig vielen er geen doden, er waren wel veel gewonden. Door de rondvliegende stukken was er geen raam in de buurt meer heel. Het was een angstige tijd.' Toen via de Engelse radio de berichten kwamen van de naderende bevrijding, gingen veel mensen de straat op. Mevrouw Blokland had op dat moment echter weinig reden tot uitbundige feestvreugde: 'Ik had zojuist het bericht gekregen dat mijn broer was overleden in een kamp in Oost-Duitsland. Hij was daarheen gevoerd nadat hij in mei 1944 tijdens een grote razzia in Sliedrecht was opgepakt. Ik kan niet zeggen dat ik de bevrijding op een speciale manier heb beleefd. Ik was lichamelijk uitgeput, aan het eind van mijn verhaal. Ook was er nog veel onzekerheid over het lot van mensen die naar Duitsland waren getransporteerd en ondergedokenen. Er was te veel spanning om opgelucht te zijn. Wat me van de bevrijding nog het meest is bijgebleven, zijn die vliegtuigen uit Zweden die wittebrood afwierpen. Ik zie mezelf nog buiten staan met mijn kleine kinderen. Ik schiet nog vol als ik daarover vertel. Dat je eten kreeg, was onvoorstelbaar.' Oprichting De oprichting van het gedenkteken was een initiatief van het Oranjecomité Papendrecht. Onthulling Het monument is onthuld in 1970 door burgemeester M. Soetendal.
- Architectenbureau Jan van Luijk (ontwerp)
- G. Slob (uitvoering)
- Oorlogsmonumenten
- monument
- 2069
- Gedenksteen
Bij bronnen vindt u soms teksten met termen die we tegenwoordig niet meer zouden gebruiken, omdat ze als kwetsend of uitsluitend worden ervaren.Lees meer