(0277-01) Stichting Sociale Raad Den Haag
Taak en werkzaamheden: Oprichting: "Ons volk heeft twee karaktertrekken: grote weldadigheidszin en sterke zucht naar onafhankelijkheid. Dit leidde in de practijk tot een overvloed van instellingen van weldadigheid, welke zonder onderling verband werkten. Met als gevolg een versnippering van krachten, waardoor ook ons land heeft bijgedragen tot de uitspraak, dat het maatschappelijk werk een van de meest chaotische en onoverzichtelijke onderdelen is van de menselijke activiteit".(1) De nieuwe Armenwet van 1912 bood een wettelijke grondslag voor de samenwerking tussen de vele instellingen van weldadigheid, waardoor naar verwachting een eind zou komen aan genoemde chaos. Een centraal orgaan voor samenwerking werd door de wetgever (bij K.B. van 9 november 1912, no. 7) in het leven geroepen: de Armenraad. De krachten werden in hoofdzaak lokaal gebundeld. De Armenraad was een plaatselijk instituut, waarvan het ressort meestal samenviel met het gebied van de gemeente van vestiging. De samenwerking in de Armenraad was een vrijwillige. Alleen de burgerlijke (overheids)instellingen waren tot deelneming verplicht. De particuliere en kerkelijke organisaties waren vrij om al dan niet deel te nemen. De kerkelijke armbesturen werkten overigens reeds sinds [1797] (!) samen in de Algemene Armenvergadering voor wat betreft de organisatie van collecten en de verdeling van de armengelden. In vele opzichten kan de Algemene Armenvergadering worden beschouwd als een voorloper van de Armenraad.De Haagse Armenraad werd als eerste in het land geïnstalleerd op 22 januari 1913 en verenigde toen 47 instellingen in zich, voornamelijk op het terrein van de kerkelijke armenzorg. Alle richtingen en alle takken van maatschappelijk werk troffen elkaar in de Armenraad. De vertegenwoordigers der instellingen kozen bij het begin van elke zittingsperiode (4 jaar) een algemeen bestuur. Het aantal bestuursleden (in Den Haag 22) werd door de Kroon bepaald. Bij de benoeming van bestuursleden werd er naar gestreefd zoveel mogelijk alle groepen en vormen van ondersteuning een plaats in het algemeen bestuur te geven. De voorzitter van de Raad werd benoemd uit of buiten de leden.Het algemeen bestuur koos uit zijn midden een dagelijks bestuur van 5 leden. In het jaarverslag van de Armenraad over 1913 verzucht de voorzitter dat het niet gemakkelijk was voor het algemeen bestuur een afzonderlijke taak te behouden, scherp gescheiden van de taak van het dagelijks bestuur en van die van de Armenraad, temeer, omdat het algemeen bestuur reeds ongeveer de helft van het totale aantal leden van de Armenraad bevatte. In de loop der tijd concentreerde de werkzaamheid van de Armenraad zich steeds meer bij het algemeen bestuur, dat naar buiten als vertegenwoordiger van de Armenraad optrad.
- R.W. Spork (1992)
- Archieven Haags Gemeentearchief
- archief
- 0277-01
- Welzijn en Sociale zorg
Bij bronnen vindt u soms teksten met termen die we tegenwoordig niet meer zouden gebruiken, omdat ze als kwetsend of uitsluitend worden ervaren.Lees meer