Portret van de Joodse Ella van Dantzig, in onderduik gemaakt door haar man Mau. Olieverf op papier.

Portret van de Joodse Ella van Dantzig, in onderduik gemaakt door haar man Mau. Olieverf op papier. Het Joodse echtpaar Ella Rosy Celestine ('Ella') Van Dantzig-Van den Bergh‏‎ (Rotterdam, ‎14 juli - Amsterdam, ‎18 okt 1965) en Maurits Michiel ('Mau') van Dantzig (Rotterdam 4-6-1903 - Amsterdam 19-1-1960) overleefden de oorlog in onderduik, waar Van Dantzig dit portret van zijn vrouw maakte. Normaal gesproken schilderde hij op doek, maar omdat hij daar vanwege de oorlogsomstandigheden niet aan kon komen, is dit portret gemaakt met olieverf op papier. Mau van Dantzig stamde uit een bankiersfamilie, maar koos voor de kunst en studeerde aan de Haagse Academie voor Beeldende Kunsten en in Berlijn. In 1932 vestigde hij zich in Amsterdam als schilder en werd lid van kunstenaarsvereniging De Brug. Van Dantzig ontwikkelde een eigen leer, de pictologie, voor het ontdekken van vervalste schilderijen en deed onderzoek naar vervalsingen van werk van Johannes Vermeer, Frans Hals en Vincent van Gogh. Deze achtergrond maakte hem bij uitstek geschikt om identiteitspapieren te vervalsen, waar hij zich tijdens de oorlog op toe ging leggen. Van Dantzig werkte samen met de vervalsersgroep van Henk van der Tweel, met wie hij goed bevriend raakte. Nadat in 1942 zijn illegale werk ontdekt werd, moesten hij en zijn vrouw onderduiken, net als hun kinderen Albert en Dora Ada, die bij een gereformeerd gezin op de Veluwe werden ondergebracht. Als Jood mocht Van Dantzig toen al niet meer exposeren en in 1941 had hij ook zijn bestuursfunctie bij De Brug moeten neerleggen. Alle leden van het gezin Van Dantzig hebben de oorlog overleefd.