Archief van E.Chr. Meijer en G.M. Grijpma.

Archief van E.Chr. Meijer en G.M. Grijpma. Everhardus Christaan (Eddy) Meijer, geboren Amsterdam 13 augustus 1922 – overleden Laren (NH) 1 juni 2001, en Geertruida M. (Truus, Truce) Grijpma, geboren Amsterdam 22 november 1921 – overleden Loosdrecht 22 januari 2010. Gehuwd, twee zoons (1952 en 1955). Mogelijk betrokken bij verzetsactiviteiten. Eddy Meijer was een zoon van een Amsterdamse tabakswinkelier en sigarenfabrikant, de ouders van Truce Grijpma hadden een vooraanstaande fabriek en handel in dameshoeden. Zij leerden elkaar voor de oorlog op dansles kennen. Tijdens de bezetting verhuisde Meijer om de Arbeitseinsatz te ontlopen naar Haarlem, waar hij bij een hospita onderdak vond en in een fotohandel werkte waar hij als ‘onmisbaar’ kon blijven. Later zou hij onderduiken. De sigarenvoorraad van de fabriek van zijn vader werd van steeds groter belang. Zijn jeugdvriend Karel Philippens uit Amsterdam week om dezelfde reden uit naar Vollenhove. Mogelijk ondernam Meijer met hem of met anderen verzetsactiviteiten. Hij heeft aanhoudend verklaard dat hij zich bij het aanscherpen van de oorlog met een handgranaat gewapend had, zodat hij zichzelf kon doden voordat hij tot bekentenissen gedwongen kon worden. Hij was op de hoogte van een wapenarsenaal en kon anderen verraden. In 1944 verloofde hij zich met Grijpma, die gezien haar sociaal hoge afkomst slechts de vierjarige MULO volgde en geen beroep uitoefende. Zij woonde bij haar ouders, assisteerde in het gezin en hielp haar vader bij de presentaties van zijn hoeden. Tijdens de hongerwinter ondernam zij met een zus een hongertocht naar familie in Groningen. De opbrengst daarvan werd echter bij terugkeer door de bezetter in beslag genomen. Na de oorlog heeft Meijer een onderscheiding geweigerd. Tegen de wil van de vader trouwde Grijpma met Meijer, in 1948 in Amsterdam. Destijds had Meijer zich gevestigd als vakfotograaf, waarna hij bij Capilux in dienst trad. Truce werd huisvrouw. Het archief bevat circa tweehonderd brieven over de periode 1943-‘44, meest tussen Meijer en Grijpma. Zij bespreken de dagelijkse kleine gebeurtenissen en hun gevoelens voor elkaar, zodat hun brieven een zuiver tijdsbeeld vanuit het perspectief van twee jonge mensen geven.