A. Meeter-Endt: Dagboek (handbeschreven kladblokblaadjes)
De auteur, geboren in 1880 woont in bij haar oudste zoon Friso en zijn vrouw Ditha Baert. Behalve hun kinderen Sietske (bijna 8 jaar oud) en Onno (5 jaar), wonen in het huis aan de Bildersweg 6 in Oosterbeek ook het ondergedoken echtpaar Mau en Rie Chits. Op 17 september 1944 maken zij tijdens de slag om Arnhem het Engelse bombardement van Oosterbeek mee. Er lopen Engelsen door de straten. Al gauw komt de Duitse verdediging op gang, er zijn zware bombardementen en ze zittten in het kruisvuur van granaten. Hun eigen huis wordt getroffen door een granaatinslag en omdat bijna alles daarna vernield is, verhuizen ze naar de kelder van hun huis. Na een tijdje wordt blijven te gevaarlijk en vluchten ze richting Apeldoorn en worden tijdelijk opgevangen in Zevenhuizen. Eind oktober verhuizen ze naar Epe. De grootmoeder trekt bij een kennis in en het gezin vindt onderdak in een zomerhuisje. Als het tweede deel van het dagboek begint (er nadert een tweede poging tot bevrijding), woont de auteur overdag ook hier, ze slaapt ergens anders. De Duitsers vorderen fietsen, voedsel en dwingen de mensen tot inkwartiering. Op 17 april 1945 vertrekken ze met achterlating van veel vernielingen en komen de Canadezen. Er zijn voedseldroppings. NSB'ers worden opgepakt en vrouwen worden kaalgeschoren. Ze volgt nauwkeurig het verdere verloop van de bevrijding in Nederland evenals die in de rest van Europa. Het MG (Militair Gezag) houdt alles streng in de hand. Er is geen telefoon, zo nu en dan post, er verschijnen wel kranten. Ze vraagt zich af: Hoe wordt de nieuwe regering? Er heerst vreugde over de terugkerende mensen en tegelijk verdriet over de omgekomenen. De auteur, geboren in 1880 woont in bij haar oudste zoon Friso en zijn vrouw Ditha Baert. Behalve hun kinderen Sietske (bijna 8 jaar oud) en Onno (5 jaar), wonen in het huis aan de Bildersweg 6 in Oosterbeek ook het ondergedoken echtpaar Mau en Rie Chits. Op 17 september 1944 maken zij tijdens de slag om Arnhem het Engelse bombardement van Oosterbeek mee. Er lopen Engelsen door de straten. Al gauw komt de Duitse verdediging op gang, er zijn zware bombardementen en ze zittten in het kruisvuur van granaten. Hun eigen huis wordt getroffen door een granaatinslag en omdat bijna alles daarna vernield is, verhuizen ze naar de kelder van hun huis. Na een tijdje wordt blijven te gevaarlijk en vluchten ze richting Apeldoorn en worden tijdelijk opgevangen in Zevenhuizen. Eind oktober verhuizen ze naar Epe. De grootmoeder trekt bij een kennis in en het gezin vindt onderdak in een zomerhuisje. Als het tweede deel van het dagboek begint (er nadert een tweede poging tot bevrijding), woont de auteur overdag ook hier, ze slaapt ergens anders. De Duitsers vorderen fietsen, voedsel en dwingen de mensen tot inkwartiering. Op 17 april 1945 vertrekken ze met achterlating van veel vernielingen en komen de Canadezen. Er zijn voedseldroppings. NSB'ers worden opgepakt en vrouwen worden kaalgeschoren. Ze volgt nauwkeurig het verdere verloop van de bevrijding in Nederland evenals die in de rest van Europa. Het MG (Militair Gezag) houdt alles streng in de hand. Er is geen telefoon, zo nu en dan post, er verschijnen wel kranten. Ze vraagt zich af: Hoe wordt de nieuwe regering? Er heerst vreugde over de terugkerende mensen en tegelijk verdriet over de omgekomenen. Een transcriptie is online te vinden onder de titel Slag bij Arnhem .
- Collectie 244: Europese dagboeken en egodocumenten
- Dagboek (handbeschreven kladblokblaadjes)
- 1349
Bij bronnen vindt u soms teksten met termen die we tegenwoordig niet meer zouden gebruiken, omdat ze als kwetsend of uitsluitend worden ervaren.Lees meer