K. Borstlap: Dagboek 1945
‘’t Blijft koud. Kachelpijpen gemaakt voor kachels in de groote hal. In kleine aak aan het werk geweest, schipper ligt met longontsteking in bed. Schippersvrouw ook beu van de oorlog. Overal hoor je van zoon gemist, zoon verloren,’ schrijft Kees Borstlap (1904-1975) uit Krommenie in zijn dagboek over de laatste oorlogsmaanden. Met de acht plaatsgenoten met wie hij in december 1944 door de Duitsers is opgepakt, is hij begin 1945 tewerkgesteld in Zuid-Silezië. ‘’t Heele kamp aan de diharree van de pel kartoffels. Overal de pest in tegen de behandeling der Ausländer.’ Voordat het Russisch Bevrijdingsleger kan doorbreken, komen de tewerkgestelden uit Krommenie terecht in het oorlogsgeweld van het front aan de rivier de Oder. ‘Nog steeds stroomen vluchtigen langs de weg. De Russen zitten 90 K.M. van Glogau. Paarden liggen dood langs de weg en kinderen zijn doodgevroren. Paniekstemming bij de Duitschers algemeene terugtocht,’ aldus Borstlap. In februari 1945 schrijft hij: ‘Weer om vijf uur op, weer om 6 uur weg om loopgraven te maken. Weer hevig granaatvuur zoodra we aankomen. Ze ontploffen vlakbij ons. Aan het eind 1 Franschman gedood. Geregeld Sovjetjager met mitrailleurvuur en de namiddag hevig granaatvuur. Ze ontploffen op 5,6 meter van onze loopgraven. 1 Italiaan gedood hoofd eraf en 1 Pool, verder 6 gewonden. Om 1 uur zijn we hem gesmeerd.’ In het Duitse Freystadt wacht het gevluchte gezelschap zijn bevrijding af in de kelder van het raadhuis. Na enige tijd voor het Russisch Bevrijdingsleger in noodhospitalen te hebben gewerkt, reizen de jongens via Polen en Roemenië af naar de Russische havenstad Odessa. Ontluisd, gebaad, goed gevoed en van nieuwe kleding voorzien, wordt men ingescheept op een Engels troepentransportschip richting de Franse havenstad Marseille. Per trein gaat de reis voort naar Nederland, waar het na een kort verblijf in Noord-Brabant huiswaarts is naar Krommenie. ‘’t Blijft koud. Kachelpijpen gemaakt voor kachels in de groote hal. In kleine aak aan het werk geweest, schipper ligt met longontsteking in bed. Schippersvrouw ook beu van de oorlog. Overal hoor je van zoon gemist, zoon verloren,’ schrijft Kees Borstlap (1904-1975) uit Krommenie in zijn dagboek over de laatste oorlogsmaanden. Met de acht plaatsgenoten met wie hij in december 1944 door de Duitsers is opgepakt, is hij begin 1945 tewerkgesteld in Zuid-Silezië. ‘’t Heele kamp aan de diharree van de pel kartoffels. Overal de pest in tegen de behandeling der Ausländer.’ Voordat het Russisch Bevrijdingsleger kan doorbreken, komen de tewerkgestelden uit Krommenie terecht in het oorlogsgeweld van het front aan de rivier de Oder. ‘Nog steeds stroomen vluchtigen langs de weg. De Russen zitten 90 K.M. van Glogau. Paarden liggen dood langs de weg en kinderen zijn doodgevroren. Paniekstemming bij de Duitschers algemeene terugtocht,’ aldus Borstlap. In februari 1945 schrijft hij: ‘Weer om vijf uur op, weer om 6 uur weg om loopgraven te maken. Weer hevig granaatvuur zoodra we aankomen. Ze ontploffen vlakbij ons. Aan het eind 1 Franschman gedood. Geregeld Sovjetjager met mitrailleurvuur en de namiddag hevig granaatvuur. Ze ontploffen op 5,6 meter van onze loopgraven. 1 Italiaan gedood hoofd eraf en 1 Pool, verder 6 gewonden. Om 1 uur zijn we hem gesmeerd.’ In het Duitse Freystadt wacht het gevluchte gezelschap zijn bevrijding af in de kelder van het raadhuis. Na enige tijd voor het Russisch Bevrijdingsleger in noodhospitalen te hebben gewerkt, reizen de jongens via Polen en Roemenië af naar de Russische havenstad Odessa. Ontluisd, gebaad, goed gevoed en van nieuwe kleding voorzien, wordt men ingescheept op een Engels troepentransportschip richting de Franse havenstad Marseille. Per trein gaat de reis voort naar Nederland, waar het na een kort verblijf in Noord-Brabant huiswaarts is naar Krommenie. In 2010 verscheen het in eigen beheer uitgegeven boek ‘Tussen wielen en prikkeldraad: het verhaal van een reis van negen Krommeniërs door een groot deel van Europa’, bestaande uit dagboekfragmenten van Kees Borstlap en ingeleid en aangevuld door diens zoon Henk. Het is te vinden in de bibliotheek van het NIOD: Ned 2.52.01 en Ned 2.52.02.
- Collectie 244: Europese dagboeken en egodocumenten
- Dagboek (cahiers)
- 2197
Bij bronnen vindt u soms teksten met termen die we tegenwoordig niet meer zouden gebruiken, omdat ze als kwetsend of uitsluitend worden ervaren.Lees meer