H.A.M. de Koning-Dumas: Dagboek 10 mei 1940 - 3 juli 1945
‘Aan de overkant brandden de olieterreinen, de hemel in het oosten zag vuurrood boven brandend Rotterdam,’ schrijft Henriette de Koning-Dumas over het bombardement op de havenstad op 14 mei 1940. ‘Achter het station was een bom ingeslagen en brandde de Parallelweg. Toch drong de ramp in al zijn vreeselijkheid niet tot ons door.’ Haar dagboek is feitelijk een brief aan echtgenoot Coen de Koning (1898-1987), die als scheepsbouwkundige in Engeland verblijft en niet terug kan. In Schiedam blijft Henriette achter met twee kinderen, beide met een zwakke gezondheid. In 1944 schrijft ze: ‘Ik heb geen houvast meer. Vroeger fantaseerde ik je in London, tamelijk veilig. Toen na de bombardementen is mijn zorg om je begonnen. Juist uit dien tijd heb ik geen enkel bericht. Moet ik je in het leger zoeken. Vergeef me als ik niet ten volle bereid ben dit offer aan onze bevrijding te geven.’ Zoon Hans heeft een ernstige groeistoornis. Coen Jr. is, aldus de huisarts, een ‘overgevoelig kind met als handicap, overgevoelige ingewanden'. Na een bombardement op Schiedam in 1943 wordt de getraumatiseerde Coen Jr. ondergebracht op een boerderij in Bergambacht om aan te sterken. Begin 1945 verblijven Henriette en haar zoons in een huis van kennissen in Oegstgeest: ‘Mannen tussen 16-40 jaar moeten zich melden. In de steden gaan enkelen door honger gedreven. Hans gaat natuurlijk niet. Is nu meer dan ooit opgesloten. Boven zitten is veel te koud. Hij maakte een hele lage stoel bij de kachel, van buitenaf onzichtbaar. Als we eten blijft hij daar zitten en Coen en ik houden ieder een raam in de gaten. Hans ziet er slecht uit. Ieder wondje of schram bij knutselen ontstaan wordt een infectie.’ Op 15 juli 1945, zijn verjaardag, komt vader ’s avonds op de fiets thuis. Het gezin keert spoedig naar Schiedam terug. ‘Aan de overkant brandden de olieterreinen, de hemel in het oosten zag vuurrood boven brandend Rotterdam,’ schrijft Henriette de Koning-Dumas over het bombardement op de havenstad op 14 mei 1940. ‘Achter het station was een bom ingeslagen en brandde de Parallelweg. Toch drong de ramp in al zijn vreeselijkheid niet tot ons door.’ Haar dagboek is feitelijk een brief aan echtgenoot Coen de Koning (1898-1987), die als scheepsbouwkundige in Engeland verblijft en niet terug kan. In Schiedam blijft Henriette achter met twee kinderen, beide met een zwakke gezondheid. In 1944 schrijft ze: ‘Ik heb geen houvast meer. Vroeger fantaseerde ik je in London, tamelijk veilig. Toen na de bombardementen is mijn zorg om je begonnen. Juist uit dien tijd heb ik geen enkel bericht. Moet ik je in het leger zoeken. Vergeef me als ik niet ten volle bereid ben dit offer aan onze bevrijding te geven.’ Zoon Hans heeft een ernstige groeistoornis. Coen Jr. is, aldus de huisarts, een ‘overgevoelig kind met als handicap, overgevoelige ingewanden'. Na een bombardement op Schiedam in 1943 wordt de getraumatiseerde Coen Jr. ondergebracht op een boerderij in Bergambacht om aan te sterken. Begin 1945 verblijven Henriette en haar zoons in een huis van kennissen in Oegstgeest: ‘Mannen tussen 16-40 jaar moeten zich melden. In de steden gaan enkelen door honger gedreven. Hans gaat natuurlijk niet. Is nu meer dan ooit opgesloten. Boven zitten is veel te koud. Hij maakte een hele lage stoel bij de kachel, van buitenaf onzichtbaar. Als we eten blijft hij daar zitten en Coen en ik houden ieder een raam in de gaten. Hans ziet er slecht uit. Ieder wondje of schram bij knutselen ontstaan wordt een infectie.’ Op 15 juli 1945, zijn verjaardag, komt vader ’s avonds op de fiets thuis. Het gezin keert spoedig naar Schiedam terug.
- Collectie 244: Europese dagboeken en egodocumenten
- Dagboek in briefvorm (cahiers)
- 2122
Bij bronnen vindt u soms teksten met termen die we tegenwoordig niet meer zouden gebruiken, omdat ze als kwetsend of uitsluitend worden ervaren.Lees meer