W. Jacobs: Mijn dagboek
Na de Hongerwinter van 1944-1945 worden ongeveer 50.000 kinderen vanuit West-Nederland geëvacueerd en ondergebracht bij gastgezinnen om aan te sterken. Dat gebeurt in het oosten en noorden van Nederland, maar tevens in Engeland. De niet in West-Nederland, maar in Eindhoven geboren en getogen Walter Jacobs is twaalf als hij in februari 1945 deelneemt aan het allereerste transport naar Coventry, een stad en district in de West Midlands van Engeland. Al reizend leert Walter Mels de Jong kennen, met wie hij bevriend raakt. Beide jongens zullen een dagboek bijhouden. Vanuit Eindhoven reizen ze per bus en trein naar Oostende. De bijna vijfhonderd ondervoede Nederlandse kinderen stappen op een Rode Kruisschip en overleven onderweg een duikbootaanval op zee. ‘Ikzelf heb niks gehoord,’ schrijft Walter in zijn dagboek. ‘We zijn om 5 uur in Coventry aangekomen. Er was reuze veel volk aanwezig en er werd alsmaar gekiekt. We zijn met bussen naar het kamp gebracht. Ik geloof dat Engeland alleen maar bestaat uit kolen, stations, tunnels en gasketels.’ De twee jongens verblijven drie maanden in barakkenkamp Baginton Fields Hostel, door tieners omgedoopt tot Jong Nederland. Walter is daar op doktersvoorschrift. ‘We krijgen veel melk. 2 roomflesjes reuze goede melk per dag en meestal ’s avonds nog een beker bij het eten. We krijgen 2x per dag pap. ’s Middags soep, aardappelen, groente en een toetje. We krijgen veel spek en ham.’ In het kamp wordt onderwezen, gesport, gespeeld en aan godsdienst gedaan. Als Koningin Wilhelmina langskomt schrijft Walter: ‘Ze is heel vriendelijk en gewoon. Ze heeft met de kinderen aan tafel gegeten.’ Op 2 maart 1945, zijn dertiende verjaardag, krijgt hij een foto cadeau van Prins Bernhard. Tot juli van dat jaar verblijven Walter en Mels enkele weken bij gastvrije families in Clitheroe, Lancashire. Daadwerkelijk aangesterkt keren ze dan samen terug naar Nederland. Na de Hongerwinter van 1944-1945 worden ongeveer 50.000 kinderen vanuit West-Nederland geëvacueerd en ondergebracht bij gastgezinnen om aan te sterken. Dat gebeurt in het oosten en noorden van Nederland, maar tevens in Engeland. De niet in West-Nederland, maar in Eindhoven geboren en getogen Walter Jacobs is twaalf als hij in februari 1945 deelneemt aan het allereerste transport naar Coventry, een stad en district in de West Midlands van Engeland. Al reizend leert Walter Mels de Jong kennen, met wie hij bevriend raakt. Beide jongens zullen een dagboek bijhouden. Vanuit Eindhoven reizen ze per bus en trein naar Oostende. De bijna vijfhonderd ondervoede Nederlandse kinderen stappen op een Rode Kruisschip en overleven onderweg een duikbootaanval op zee. ‘Ikzelf heb niks gehoord,’ schrijft Walter in zijn dagboek. ‘We zijn om 5 uur in Coventry aangekomen. Er was reuze veel volk aanwezig en er werd alsmaar gekiekt. We zijn met bussen naar het kamp gebracht. Ik geloof dat Engeland alleen maar bestaat uit kolen, stations, tunnels en gasketels.’ De twee jongens verblijven drie maanden in barakkenkamp Baginton Fields Hostel, door tieners omgedoopt tot Jong Nederland. Walter is daar op doktersvoorschrift. ‘We krijgen veel melk. 2 roomflesjes reuze goede melk per dag en meestal ’s avonds nog een beker bij het eten. We krijgen 2x per dag pap. ’s Middags soep, aardappelen, groente en een toetje. We krijgen veel spek en ham.’ In het kamp wordt onderwezen, gesport, gespeeld en aan godsdienst gedaan. Als Koningin Wilhelmina langskomt schrijft Walter: ‘Ze is heel vriendelijk en gewoon. Ze heeft met de kinderen aan tafel gegeten.’ Op 2 maart 1945, zijn dertiende verjaardag, krijgt hij een foto cadeau van Prins Bernhard. Tot juli van dat jaar verblijven Walter en Mels enkele weken bij gastvrije families in Clitheroe, Lancashire. Daadwerkelijk aangesterkt keren ze dan samen terug naar Nederland. Bevat tevens een plakboek en een fotoboek uit de tijd in Engeland. Naast een portret van Prins Bernhard (een verjaardagscadeau van de prins zelf) bevat het fotoalbum familiefoto's van het gezin Elliot in Engeland, waar Walter van mei tot juli 1945 logeert. Tijdens de reis naar Engeland leert Walter Mels de Jong kennen, met wie hij bevriend raakt. In dezelfde periode schrijft De Jong een dagboek, dat tevens aan het NIOD werd geschonken: 244-2006. Beide dagboeken hebben hetzelfde aanwinstnummer. Het NIOD beheert het archief van A.C.M. van Iersel-Helmich , de leidster van het eerste transport 'bleekneusjes'.
- Collectie 244: Europese dagboeken en egodocumenten
- Dagboek (cahier)
- 2005
Bij bronnen vindt u soms teksten met termen die we tegenwoordig niet meer zouden gebruiken, omdat ze als kwetsend of uitsluitend worden ervaren.Lees meer
