Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Amsterdam te Amsterdam
Lijst van geraadpleegde bronnen: Clerx, J.M.M.J., Ontwikkeling in taak en organisatie van de Kamers van Koophandel en Fabrieken. Nijmegen, 1989. De Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Amsterdam: Een decreet van 18 oktober 1810 regelde naar Frans model de bestuursorganisatie van de departementen waar de Nederlanden deel van uitmaakten. Dit decreet is het feitelijk begin van de geschiedenis van de Amsterdamse Kamer. Artikel 36 hierin bepaalt dat de Kamers van Koophandel zullen worden opgericht in de steden Amsterdam, Rotterdam en Emden. Het zou een advieslichaam voor de regering worden. De oprichting voor Amsterdam was op 1 mei 1811, met 15 leden en graaf Visscher de Celles als eerste president. De zetel van de Kamer werd het Oudemannenhuis. Ieder jaar, op 1 mei, traden 5 van de 15 leden, in het begin door het lot aangewezen, af; zij werden dan weer door gewone verkiezing vervangen of herbenoemd. De staatsoverheid was de richting gevende macht. De Kamer was regeringsadviseur voor handels- en industriebelangen. Na de omwenteling wordt dit instituut in 1813 door Nederlandse Landsbestuur overgenomen. In 1815 stelt Koning Willem I hiernaast ook een Raad van Koophandel en Koloniën in, een nieuw lichaam, gedeeltelijk boven de Kamer staand. Op 8 oktober wordt een Koninklijk Besluit van kracht tot algehele reorganisatie van alle Kamers, in het bijzonder die van Amsterdam en Rotterdam. Vanaf 1 mei 1816 gaan alle Kamers 'Kamer van Koophandel en Fabrijken' heten. De particularistisch getinte Kamer moest zich de centraliserende politiek van de regering laten welgevallen. Hun toezichthoudende taak (op openbare werken ten diensten van de handel en op de uitvoering van de decreten betreffende contrabande) was weggevallen. Van 1818 tot 1820 is haar zetel gevestigd in pand 573 aan de Herengracht, daarna in het stadhuis (tot 1910). Het archief en de verantwoording van de inventarisatie: De secretariaatsarchieven en de dossiers van het Handelsregister vormen de kern van de archieven van de Kamers. Zij bevatten een geweldige hoeveelheid informatie over belangrijke sociaal-economische en infrastructurele onderwerpen, over de positie en ontwikkeling van het Amsterdamse bedrijfsleven en over de bedrijven zelf. De kern van de secretariaatsarchieven wordt gevormd door de series notulen van de leden-, commissie- en bestuursvergaderingen, alsmede de zeer uitvoerige jaarverslagen. Beide series geven een goed inzicht in de organisatie en werkzaamheden van de Kamers en hun maatschappelijke positie. De secretariaatsarchieven bevatten veel bescheiden die uitsluitend ter informatie werden ontvangen en die uiteindelijk niet tot een zaak hebben geleid. Ook bevat het archief veel stukken betreffende routinematige uitvoering van wetten, met name die betrekking hebben op de middenstand. De Kamers waren in vele externe commissies en overlegorganen vertegenwoordigd. Genoemde categorieën: ter informatie ontvangen stukken, stukken betreffende de routinematige uitvoering van wetten alsmede lidmaatschapsarchieven, komen niet voor blijvende bewaring in aanmerking en zijn voor vernietiging afgezonderd. De tijd waarin het archief is gevormd beslaat de periode 1922-1990. In 1922 werd de gereorganiseerde Kamer van Koophandel en Fabrieken te Amsterdam ingesteld naar aanleiding van de Wet op de Kamers van Koophandel van 1921. De einddatum is ingegeven door het feit dat de Kamer de jaren vanaf 1990 nog nodig heeft voor de eigen bedrijfsvoering. Het archief is bewerkt door het rijksarchief in Noord-Holland in opdracht van de Kamer Amsterdam. De selectie- en inventarisatiewerkzaamheden werden uitgevoerd door A. Zuurbier en P.H.J. Clemens. Geschiedenis van de Kamers van Koophandel en Fabrieken in Nederland:
- Archieven Noord-Hollands Archief
- Archief
- 453
- Industrie
- Handel en Dienstensector
Bij bronnen vindt u soms teksten met termen die we tegenwoordig niet meer zouden gebruiken, omdat ze als kwetsend of uitsluitend worden ervaren.Lees meer