Onderduikers in Den Haag – bij verpleegster Mies Walbeehm was het de zoete inval, tot de inval
De Haagse Reinkenstraat, een eenvoudige zijstraat van de Laan van Meerdervoort, is in maart 1943 de plek van groot onheil. Op nummer 19 zitten bij verpleegster en masseuse Mies Walbeehm 23 Joodse onderduikers. Zij worden verraden door Friedrich Weinreb. In de nacht van 22 op 23 maart 1943 zijn Mies en de onderduikers opgepakt. Alle onderduikers worden gedeporteerd naar Sobibor en vermoord. Mies overleeft het Oranjehotel en Kamp Vught.
Verpleegster en masseuse Mies
Sara Maria Walbeehm, meestal Mies genoemd is op 13 maart 1903 geboren in Soubah (nu Subuh) in de regio Batang op Java. Haar vader Abraham Hendrik Jan Gerard Walbeehm (1869-1932) klimt op in het binnenlands bestuurskader in Nederlands-Indië tot assistent resident. Haar moeder Ellen Brodett (1874-1922) is Javaanse. In 1913 verhuist het gezin naar Den Haag, Obrechtstraat 363, waar de jongste twee kinderen geboren worden. Later verhuizen Abraham en Ellen naar Leiden, waar hij lesgeeft in Maleis en Javaans.
Eerste onderduikster
Mies gaat tussen 1924 en 1929 aan de slag in Oud-Rosenburg, een psychiatrische instelling in Loosduinen met een grote Joodse clientèle. En ze gaat in Den Haag wonen, in de Reinkenstraat. De wijk Duinoord is in trek bij degenen die uit Indië terugkomen. Ook wonen er verschillende Joodse alleenstaanden in het flatgebouw aan de Reinkenstraat, onder andere op nummer 6 en nummer 20.
Mies is verpleegster en masseuse. De eerste onderduikster die bij haar in huis komt is een patiënt, mogelijk via Oud-Rosenburg, waar ook verschillende niet-patiënten onderdak vinden. Het zijn zeer verschillende onderduikers die aankloppen bij Mies: weduwen en weduwnaars, een jong stel met een baby van 6 maanden en gezinnen met kinderen. Zoals haar hulp in de huishouding, Adriana Groen, na de oorlog vertelt “Mies was een verrukkelijk mens. Een vrouw met een ongelooflijk goed hart, die in de oorlogsjaren iedereen wilde helpen.”
De Razzia's van Loosduinen in Den Haag vonden plaats tussen Oudjaarsavond 1942 en maart 1943. In deze periode viel de bezetter meerdere keren de klinieken binnen, die onderdeel waren van 'Stichting Bloemendaal' en 'Stichting Rosenburg', en wist zo ongeveer Joodse 250 patiënten op te pakken. De psychiatrische patiënten werden vervolgens naar Westerbork gebracht.
Meer over Razzia Stichting Rosenburg Den HaagHelpt Elkander In Nood
Diet Eman komt, onder de schuilnaam Toos, af en toe langs in de Reinkenstraat. Ze probeert voor verschillende onderduikers een ander adres te regelen – om te ontdekken dat Mies in de tussentijd alweer andere personen een plekje in het tweekamerflatje geboden had.
Samen met haar verloofde Hein Sietsma begint Diet de verzetsgroep Hein (Helpt Elkander In Nood), een netwerk rondom Nijkerk en Barneveld waardoor verschillende onderduikers gered kunnen worden. Diet herinnerde zich na de oorlog een noodsituatie: “Een oude joodse heer was overleden en ze wist niet wat ze moest doen. Die avond hebben Hein en een paar vrienden, in een groot vloerkleed de overleden man eruit gedragen, (als een vloerkleed) en ik weet niet waar hij begraven is.” Dit moet Gerhard Juliard (1877-1943) zijn geweest; hij overlijdt op 11 februari 1943. Zijn weduwe is nog in de schuilplaats op 23 maart.
Hein Sietsma (Marum, 15 oktober 1919 - Dachau, 21 januari 1945) was een verzetsstrijder. Hij startte samen met zijn verloofde Diet Eman de Groep Hein. Ze hielpen Joden aan onderduikadressen op de Veluwe. Hij werd op 26 april 1944 opgepakt. Hij kwam via Kamp Amersfoort in Kamp Neuengamme en Kamp Dachau terecht en kwam daar om het leven op 21 januari 1945. Bron: WO2Net Biografieën.
Meer over Hein SietsmaJoodse onderduikers
Hoeveel Joodse onderduikers een vluchthaven hebben gevonden bij Mies, is moeilijk te zeggen. Wel is duidelijk dat er op 23 maart een inval is en er 24 onderduikers zijn opgepakt. Joop Cohen is er per ongeluk op 23 maart – hij heeft al ergens anders onderdak gevonden, maar komt terug naar de Reinkenstraat, mogelijk om bonnen te brengen want hij zit ook in het verzet.
Een andere onderduiker, Bob Blom, heeft geluk. Hij zit al sinds augustus 1942 bij Mies, maar vertrekt juist voor de inval naar een nieuw onderduikadres op aanraden van zijn zus Sara de Beer-Blom.
De inval
Voor zover het naoorlogs te reconstrueren is, wordt de flat aan de Reinkenstraat door Friedrich Weinreb doorgegeven, maar niet welk nummer. Hij is mogelijk op de hoogte van de onderduikplek omdat hij Alex Podchlebnick, een van de onderduikers die wel eens naar buiten mag, daarover gehoord heeft. De SiPo, onder leiding van Fritz Koch en Antonie Bolland probeert het eerst aan de ene kant, Corner House, en doet daarna een inval bij Mies rond 8 uur ’s avonds.
Mies zelf wordt naar het Oranjehotel, de gevangenis in Scheveningen gebracht. De onderduikers worden niet ingeschreven, wel staan er op dezelfde pagina acht vermeldingen “nicht aufgenommen, wieder entlassen resp. nach Westerbork überstellt”. Mogelijk verblijven de opgepakte onderduikers in Villa Windekind voor verhoor. Zij komen op 1 april in Westerbork aan waar ze in barak 66 voor de ‘strafgevallen’ worden gehuisvest. De meesten gaan op 6 april naar Sobibor, waar zij allen omkomen.
Friedrich Weinreb (Lemberg (Oostenrijk-Hongarije) (nu Lviv), 18 november 1910 - Zürich, 19 oktober 1988) was een Oostenrijks-Hongaarse Joods-chassidische verteller, schrijver en econoom die in 1927 de Nederlandse nationaliteit verwierf. Weinreb had tijdens de Tweede Wereldoorlog een fictief emigratiebureau waarmee hij Joden tegen betaling van deportatie vrijstelde. Hij werd echter gearresteerd en pleegde tijdens zijn gevangenschap spionage voor de Duitsers. Na de oorlog werd Weinreb in de Bijzondere Rechtspleging wegens oplichting en verraad veroordeeld. De zaak stond later bekend als de Weinreb-affaire. Bron: WO2Net Biografieën.
Meer over Friedrich WeinrebHet Oranjehotel en Villa Windekind
In het Oranjehotel wordt bij Mies vermeld dat ze verhoord is door Schmidt. De belangrijkste reden voor de verhoren is het opsporen van nog meer onderduikers of helpers. De verhoren zelf zijn vaak in Villa Windekind. Er is een naoorlogse anekdote overgeleverd door Marietje Koelman die op 7 april opgepakt wordt omdat zij haar Joodse schoonmoeder verborgen houd. In een interview in Trouw vertelt ze:
Villa Windekind aan de Nieuwe Parklaan 76 werd in de jaren 1927-1928 gebouwd in opdracht van François van ‘t Sant, de Haagse commissaris van politie en later vertrouwensman van koningin Wilhelmina. Begin 1942 werd de villa gevorderd door de Duitsers, die er het bureau van de Sicherheitspolizei onderbrachten. Vanuit hier werd de opsporing en het verhoor van ondergedoken Joden gecoördineerd.
Meer over Villa WindekindKamp Vught
Marietje Koelman is een ‘licht’ geval, want bij haar is maar één onderduiker gevonden. Ze wordt na een paar weken vrijgelaten uit het Oranjehotel en trouwt na de oorlog met een andere voormalige gevangene. Mies Walbeehm wordt zwaarder gestraft: op 10 juli 1943 is zij naar concentratiekamp Vught gebracht en meer dan een jaar later, op 5 augustus 1944, pas vrijgelaten. Haar ervaringen houden haar niet tegen om toch weer onderduikers in huis te nemen die hebben aangeklopt bij de Inrichting voor Ooglijders op de Tasmanstraat 188b, zo’n 600 meter van de Reinkenstraat.
Het Oranjehotel was de bijnaam van de (Deutsches) Polizeigefängnis in het huis van bewaring in Scheveningen. Hier zaten tijdens de Tweede Wereldoorlog veel Nederlandse verzetsmensen, maar ook zwarthandelaren, dieven en illegale slachters zaten er gevangen. Het Oranjehotel was daarnaast een doorvoerplaats voor Joodse gevangenen.
Meer over OranjehotelConcentratie- en doorgangskamp Vught was in gebruik van 13 januari 1943 tot 16 september 1944. Het stond onder beheer van de SS, in tegenstelling tot de andere Nederlandse kampen. In totaal werden er circa 32.000 mensen in het kamp gedetineerd, zowel Joodse als politieke gevangenen. De meeste transporten vanuit Kamp Vught gingen naar Kamp Westerbork.
Meer over Concentratie- en doorgangskamp VughtAndere slachtoffers
Ook helpers van Mies, Johannes van Bree en Abraham Röthengatter, die volgens de naoorlogse getuigenis voor bonnen en foeragering van de onderduikers zorgen, worden gearresteerd en in het Oranjehotel verhoord door SD'er Fritz Ernst Wilhelm Koch.
Door alle verhoren worden uiteindelijk ook anderen opgespoord. Zoals Judith Juliard-Brandel, die mogelijk ondergedoken zit bij Magdalena Cortlever en twee voormalige Joodse onderduiksters van Mies, Lenie Fresco en Aronda Niekerk die een vervolgadres gevonden hebben bij mevrouw Cayaux. Zij worden samen met hun onderduikgeefster op 10 april 1943 gearresteerd. Ze worden op 13 april ingeschreven in het Oranjehotel en ook verhoord door Koch. Mevrouw Cayaux wordt later vrijgelaten. De twee meisjes gaan vanuit het Oranjehotel via Westerbork naar Sobibor waar zij op 30 april 1943 vermoord worden.
Mies Walbeehm herinnert zich: “De Niekerks zijn alle vier bij mij ondergedoken geweest. De ouders en Sarina zijn vóór de inval weggegaan en hebben de oorlog overleefd. Sarina en Aronda Niekerk hadden altijd ruzie, daarom heb ik een van hen naar een ander adres laten gaan.” En over mevrouw Cayaux: “het was een heel aardige vrouw. Haar man was officier geweest en zij kwamen uit Indië. Ik heb hem in het begin van de oorlog als patiënt van mij leren kennen en ben ook wel eens bij hem geweest op de Thorbeckelaan in Den Haag.”
Sobibor was van april 1942 tot november 1943 een vernietigingskamp gelegen nabij het dorp Sobibor in Oost-Polen. Het was een van de meest effectieve, dodelijke Duitse vernietigingskampen. Vrijwel alle gevangenen werden gelijk na aankomst vermoord, slechts een klein deel werd geselecteerd voor dwangarbeid in het kamp of nabijgelegen kampen. Naar schatting zijn er ongeveer 170.000 personen naar Sobibor gedeporteerd, overwegend Joden. Vanuit Nederland zijn er in 19 transporten vanaf Westerbork 34.313 mensen naar Sobibór vervoerd. Slechts 18 van hen overleefden de oorlog, waaronder Jules Schelvis en Selma Wijnberg. Na de opstand op 14 oktober 1943 werd het vernietigingskamp ontmanteld.
Meer over SobiborMonument
Mies Walbeehm pakt na de oorlog de masseusepraktijk weer op en overlijdt uiteindelijk in 1981 in Den Haag.
Vijfenzeventig jaar na de arrestaties is een plaquette onthuld met als opschrift: ‘De herinnering aan de doden/ Is voor hen een tweede leven’. Het huis is ook opgenomen in de Open Joodse huizen waar ieder jaar stilgestaan wordt bij de deportaties. Mies Walbeehm heeft nooit de erkenning gekregen als Rechtvaardige onder de Volkeren van Yad Vashem, maar zij kwam daar zeker voor in aanmerking.