Ook in voormalig Nederlands-Indië bloeit het nationaalsocialisme in de jaren dertig op. Na een bezoek van Anton Mussert in 1935 zijn er bijna vijfduizend leden. Voor hen is het nationalisme van Indonesiers en de Japanse dreiging de reden om zich aan te sluiten bij de NSB. Eind jaren 30 haken velen af door de toenemende nadruk op raszuiverheid. Er blijven zo'n duizend leden over. Na de Duitse inval in Nederland wacht hen een lange periode van internering.
Bezoek Mussert
Half juli 1935 vliegt Mussert naar Nederlands-Indië, een prijzig reismiddel voor die tijd. Meteen na aankomst wordt Mussert ontvangen door gouverneur-generaal de Jonge. De gouverneur-generaal is voorstander van een sterk overheidsgezag en kan zich wel vinden in veel van Mussert's standpunten. Deze audiëntie werkt in het voordeel van Mussert en de Indische NSB. Zo'n tweeduizend mensen scharen zich achter hem en sluiten zich aan bij de Indische NSB. De nieuwe leden kunnen zich ook goed vinden in het sterke overheidsgezag. Daarnaast doet het anti-communistische standpunt van de NSB het goed.
Leegloop
Dan volgen een aantal schandalen elkaar op, waarna hoge NSB'ers die populair zijn binnen de Indische NSB de partij worden uitgezet. De genadeklap is de toenemende nadruk op het rassendenken binnen de NSB in Nederland en de toenemende band met nazi-Duitsland. Het rassendenken valt niet goed bij de Indische Nederlanders, zo'n tweederde van de leden zijn van Indo-Europese afkomst. Hierdoor begint de partij leeg te lopen. In 1940 zijn er nog ongeveer duizend leden over.
Duitse inval
En dan valt nazi-Duitsland Nederland binnen. Nederlands-Indie blijft voorlopig buiten schot, maar ook hier heeft de Duitse inval gevolgen. Duitse schepen worden in beslag genomen en alle Duitse mannen boven de zeventien jaar worden geïnterneerd. Hier blijft het niet bij. Ook NSB'ers en mensen met vermeende nationaalsocialistische sympathieën worden gearresteerd. Niet alleen mannen, maar ook vrouwen en kinderen zijn hiervan het slachtoffer.
Een deel van de NSB'ers of mensen met vermeende NSB sympathieën worden vrijgelaten. Dit maakt de situatie niet veel beter. Ze worden uitgescholden op straat, gemeden door buren en kennissen of zelfs op straat gezet.
De groene hel
En dan breekt de oorlog ook uit in Nederlands-Indie als Japan in december 1941 binnenvalt. De 146 geïnterneerden die het gevaarlijkste worden geacht moeten veilig gesteld worden. Daarom besluit de gouverneur ze te verschepen naar de andere kant van de wereld: van Soerabaja naar Paramaribo in Suriname. Op 21 januari 1942 vertrekken ze. Na een lange reis komt de groep twee maanden later in Zuid-Amerika aan. Hier worden ze opgesloten in oude slavenverblijven in Fort Nieuw-Amsterdam.
In september 1942 worden de gevangenen verplaatst. Ze gaan naar Kamp Jodensavanne. Hier worden bewaakt door mariniers, leden van de Prinses Irene Brigade en de Surinaamse Schutterij. De gevangenen moeten dwangarbeid verrichten binnen en buiten het kamp. Zo moeten ze de plaatselijke Joodse begraafplaats in kaart brengen en de 435 graven blootleggen. De omstandigheden zijn slecht. Veel gevangenen lopen dysenterie en malaria op.
Propagandafilm uit 1942 over het 'Nederlands Imperialisme' in Oost- en West-Indie.
Beeld en GeluidFatale ontsnapping
In de nacht van 4 op 5 november 1942 proberen vier gevangenen te ontsnappen. Ze worden gesnapt en naar Fort Zeelandia gebracht. De vier worden mishandeld, hardhandig verhoord en uiteindelijk ter dood veroordeeld. Twee worden direct doodgeschoten. Ze hebben hun handboeien nog aan. De andere twee ontkomen aan dit lot na tussenkomst door het hoofd van Fort Zeelandia.
Het blijft niet bij deze twee slachtoffers. Zes anderen sterven aan ziekte, ontbering of tijdens een hongerstaking. Wanneer Nederland de bevrijding viert zitten de gevangenen van Kamp Jodensavanne nog opgesloten. Zij worden pas op 15 juli 1946 vrijgelaten en naar Nederland gebracht. Een groot deel kreeg een zogenaamd rood paspoort, waardoor zij jarenlang het land niet mochten verlaten.